In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
7.5 Bestuiving en bevruchting
Thema 7 planten
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten we al?
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de functie van bloemen?
A
Bescherming
B
Ademhaling
C
Voortplanting
D
Voeding
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de functie van de bloemkelk?
A
Bescherming tegen uitdroging en kou
B
Reguleren van de bloemkleur
C
Bevordering van bestuiving
D
Zorgen voor voeding van de bloem
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn meeldraden?
A
Bladeren van planten
B
Mannelijke voortplantingsorganen van planten
C
Vrouwelijke voortplantingsorganen van planten
D
Wortels van planten
Slide 5 - Quizvraag
Wat kan er groeien uit een bevruchte eicel?
A
Een zaad
B
Een vrucht
C
Een wortel
D
Een stamper
Slide 6 - Quizvraag
Wat kan er groeien uit een vruchtbeginsel?
A
Een stengel
B
Een vrucht
C
Een blad
D
Een bloem
Slide 7 - Quizvraag
Begrippen 7.4
Bloemkelk
Bloemkroon
Bol
Kelkblad
Knol
Kroonblad
Meeldraad
Stamper
Stekken
Stuifmeelkorrel
Uitloper
Vruchtbeginsel
Wortelstok
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen 7.5
Je kunt omschrijven wat bestuiving is.
Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen.
Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.
Slide 9 - Tekstslide
Bestuiving
Bij Bestuiving komen stuifmeelkorrels terecht op de stamper van een bloem.
Stuifmeelkorrels moeten dan wel van dezelfde plantensoort zijn als de bloem waar ze op komen.
Ze moeten dan wel op dezelfde plantensoort terecht komen, ander noem je het geen bestuiving.
Verschillende plantensoorten kunnen zich niet samen geslachtelijk voortplanten.
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer spreken we van bestuiving?
A
Als de stuifmeelkorrels op een andere plantensoort terechtkomen.
B
Als de stuifmeelkorrels van dezelfde plantensoort zijn als de bloem waar ze op komen.
C
Als de stuifmeelkorrels van een andere plantensoort zijn dan de bloem.
D
Als de stuifmeelkorrels door de wind worden verspreid.
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Insectenbloemen
Insectenbloemen zijn bloemen die bestuift worden door insecten.
Insectenbloemen hebben vrij grote bloemen met opvallend gekleurde kroonbladeren, waar insecten of af komen.
Insecten komen ook af op de geur en op nectar.
Nectar is een zoet sap dat onder in een bloem zit.
Slide 13 - Tekstslide
Bestuiving door een insect
Als een insect op een bloem landt, strijkt hij met zijn rug langs de meeldraden en de stamper(s).
De stuifmeelkorrels op de meeldraden zijn ruw en kleverig en blijven daardoor dus plakken op de rug.
Als een insect een andere bloem bezoekt om nectar op te zuigen, strijkt hij weer met zijn rug lands de meeldraden en de stamper(s). de stuifmeelkorrels blijven dan aan de stamper(s) plakken.
Veel insecten bezoeken alleen bloemen van één bepaald plantensoort.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is nectar?
A
Een bitter sap dat boven in een bloem zit
B
Een zuur sap dat boven in een bloem zit
C
Een zoet sap dat onder in een bloem zit
D
Een zout sap dat onder in een bloem zit
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Windbloemen 1/2
Bloemen die door de wind bestuiven heten Windbloemen.
Windbloemen zijn vaak klein en onopvallend.
De kroonbladeren zijn meestal groen.
De wind blaast de stuifmeelkorrels van de meeldraden weg.
Doordat de stuifmeelkorrels overal terecht kunnen komen, maakt een windbloem heel veel stuifmeelkorrels.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Windbloemen 2/2
Bij windbloemen hangen de meeldraden vaak buiten de bloem.
De wind kan daardoor de stuifmeelkorrels gemakkelijk wegblazen.
De stampers zijn groot en steken vaak buiten de bloem uit.
Zo worden de stampers eerder bestoven.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Hoe zijn de stampers van windbloemen?
A
Groot en steken binnen de bloem uit
B
Groot en steken vaak buiten de bloem uit
C
Klein en steken binnen de bloem uit
D
Klein en verborgen in de bloem
Slide 21 - Quizvraag
Waar bevinden de meeldraden zich vaak bij windbloemen?
A
Aan de stampers
B
Binnen de bloem
C
In de stamper
D
Buiten de bloem
Slide 22 - Quizvraag
Bevruchting
Als een stuifmeelkorrel op de stamper van een plant terechtkomt, maakt hij daarna een stuifmeelbuis.
De stuifmeelbuis groeit naar de eicel
Vooraan in de stuifmeelbuis zit de kern van de stuifmeelkorrel.
Als de kern van de stuifmeelkorrel bij de eicel is, versmelten beider keren van e geslachtcellen met elkaar, dit is de bevruchting.
Hierbij raakt de eicel bevrucht.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Veranderingen na bevruchting
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem:
De kroonbladeren vallen af
De kelkbladeren en meeldraden verschrompelen meestal
Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een zaad.
Het vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot een vrucht.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Wat gebeurt er tijdens bevruchting?
A
De kernen van de stuifmeelkorrel en de eicel versmelten
B
De stuifmeelbuis groeit verder in de plant
C
De eicel verandert in een zaad
D
De bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een vrucht
Slide 27 - Quizvraag
Wat gebeurt er als een stuifmeelkorrel op de stamper terechtkomt?
A
De stuifmeelkorrel valt op de grond
B
De stuifmeelkorrel verdwijnt
C
De stuifmeelkorrel blijft op de stamper liggen
D
Er groeit een stuifmeelbuis naar de eicel
Slide 28 - Quizvraag
Kiem
In elke zaad bevindt zich een Kiem.
Uit een kiem kan een kiemplantje ontstaan.
Er kunnen meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel.
Soms wordt een eicel niet bevrucht.
Er ontstaat dan geen zaad.
Het vruchtbeginsel kan dan nog wel uitgroeien tot een vrucht. Het is dan een vrucht zonder zaden.
Slide 29 - Tekstslide
Begrippen 7.5
Bestuiving
Insectenbloem
Kiem
Windbloem
Zaad
Slide 30 - Tekstslide
Ik kan nu
Je kunt omschrijven wat bestuiving is.
Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen.
Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.
Slide 31 - Tekstslide
Aan het werk!
Maken opdrachten 7.5: 1, 2, 4, 6, 7 en 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.