Doel: je kunt de goede betekenis kiezen van een woord met meer betekenissen.
Wat? Maak de opgaven op het werkblad individueel.
Hoe (1) Werk individueel in stilte.
Tijd? ____ minuten.
Hulp? De docent loopt rondes (met de klok mee).
Hoe (2)? Als de docent het zegt, vergelijk je
je antwoorden met de klasgenoot naast je.
Klaar? Ga in Numo werken.