woorden met uitgang op een medeklinker (geen -n/-r) worden verkleind : -ito/ -ita.
ángel:angelito / lápiz : lapicito
poco = poquito cerca: cerquita
Slide 5 - Tekstslide
Antes y ahora: El balneario de Mondariz p 23 oef 7b.
7b Lea el texto:
¿Qué palabras no conoces?
el paisaje, fuentes, disfrutar, época, el lugar, el lujo, la cura, bañarse, sobre todo, alojarse, ofrecer, exquisito, en la actualidad, la oferta de tiempo libre, pedir
Slide 6 - Tekstslide
¿Qué hacía la gente en Mondariz?
TB. pag. 23 Oef. 7d.
1.____________de las aguas medicinales
2.___________ por los bosques
3.___________ ejercicios
4.___________ en aguas termales
5.___________ en el Gran Hotel
6.___________ aguas medicinales
disfrutar
pasear
hacer
bañarse
alojarse
disfrutar
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Imperfecto van HAY (er is/ er zijn) = Había
Slide 9 - Tekstslide
El imperfecto
De imperfecto wordt gebruikt om (achtergrond) situaties en gewoontes uit het verleden te beschrijven.
Achtergrond situaties
uiterlijk beschrijven
karaktereigenschap
leeftijd
Slide 10 - Tekstslide
¿Wanneer gebruik je de imperfecto?
pag. 119 TB
1. Een beschrijving van een situatie in het verleden, waarbij het begin en einde van de gebeurtenis er niet toe doen.
Bijvoorbeeld:
Era una chica alta. - Het was een lang meisje.
No compré el vestido porque no tenía dinero.- Ik had geen geld.
Mi mamá era muy simpática. - Mijn moeder was heel sympathiek.
Hacía mucho frío. - Het was koud.
Slide 11 - Tekstslide
¿Wanneer gebruik je de imperfecto?
2. De imperfecto wordt gebruikt om een handeling weer te geven die aan de gang was toen een andere handeling zich (plotseling) voordeed.
Bijvoorbeeld:
El otro día estaba en casa y me llamó Juan. - Laatst was ik thuis en Juan belde.
Mientras estaba en casa empezó a llover.- Terwijl ik thuis was, begon het te regenen.
Cuando caminaba a casa, pasó un accidente.- Toen ik naar huis liep, gebeurde er een ongeluk
Slide 12 - Tekstslide
¿Wanneer gebruik je de imperfecto?
3. Je gebruikt de imperfecto om gewoontes aan te geven en komt vaak voor met uitdrukkingen als antes (vroeger), entonces (toen), siempre (altijd) en todos los días (iedere dag).
Bijvoorbeeld:
Siempre lavaba el coche a las 8 de la mañana. - Hij waste de auto altijd om 8 uur 's ochtends.
Antes llevabami pelo muy largo. - Vroeger droeg ik lang haar
Todos los días me levantaba muy temprano.- Iedere dag stond ik vroeg op.
Slide 13 - Tekstslide
signaalwoorden imperfecto
Voorbeelden van signaalwoorden imperfecto:
antes = vroeger
cada día/semana/mes/año = elke dag/week/maand/jaar
todos los días = elke dag
siempre = altijd
normalmente = normaal gesproken
en los años '80 = in de jaren '80
cuando tenía... años = toen ik ... jaar oud was
cuando era pequeño/a = toen ik klein was
Slide 14 - Tekstslide
WB pag. 22 oef. 14, 15a-b
timer
30:00
Slide 15 - Tekstslide
Een interview met de directeur van de spa Mondariz
Welke informatie hoort bij vroeger, heden of beide. pag 24 8a.
Antes
Hoy
sólo gente con dinero
público variado
aguas medicinales
oferta deportiva
problemas de estómago
dolores de espalda
dolores de cabeza
Slide 16 - Tekstslide
Een interview met de directeur van de spa Mondariz
Welke informatie hoort bij vroeger, heden of beide. pag 24 8a.
Antes
Hoy
sólo gente con dinero
público variado
aguas medicinales
oferta deportiva
problemas de estómago
dolores de espalda
dolores de cabeza
Slide 17 - Tekstslide
¿Cómo era Holanda antes (hace 10 años)?
Denk aan: Het weer, de mensen, de kinderen, de huizen, het verkeer etc..
timer
5:00
Ejemplo: En Holanda hacía mucho frío en invierno
Slide 18 - Tekstslide
La vida antes y después del
Maak 3 zinnen zoals in het voorbeeld
Antes Hoy
Antes iba mucho al cine con mis amigos, ahora veo las películas en netflix.
timer
5:00
Slide 19 - Tekstslide
Mi vida antes y ahora (spreekvaardigheid in groepjes)
pag. 25 oef. 10b TB
¿Hoe was je leven toen je 16 was?
¿Qué ropa llevabas? ¿y hoy?
¿Qué música escuchabas? ¿y hoy?
¿Dónde vivías? ¿y hoy?
¿Qué hacías en su tiempo libre? ¿y hoy?
¿Dónde te encontrabas con sus amigos? ¿Y hoy?
¿Dónde pasabas las vacaciones? ¿y hoy?
Tijdsaanduidiging:
A los 16 años
Cuando tenía 16 años
Cuando vivía con mis padres...
Cuando iba al colegio
En los años 80...
Antes...
timer
15:00
Slide 20 - Tekstslide
Maak de volgende zin af: A los 16 años....
Slide 21 - Open vraag
Cuando vivía con mis padres...
Slide 22 - Open vraag
En los veranos de mi infancia siempre
Slide 23 - Open vraag
Reglas y sistemas pag. 25 WB
wie
me
te
le
nos
os
les
Slide 24 - Tekstslide
Pasamos el fin de semana tranquilamente
Aprendo italiano fácilmente
bijvoegelijk naamwoord
bijwoord
Slide 25 - Tekstslide
científicamente
cómodamente
lentamente
suficientemente
regularmente
Slide 26 - Tekstslide
Voor de vervoeging van de onreg.ww. zie dia 9
eran (ser)
se alojaban (alojarse)
iba (ir)
Slide 27 - Tekstslide
Deberes
- Unidad 2
16-19 en de test uit het werkboek + Reglas y sistemas