1h (18-05-2020)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hallo 1h!!!

Hausaufgaben für heute

Schritt 21: Aufgabe 4 und 5

Schritt 22: Aufgabe 2, 3 und 4

Lernziele

Heute:

- Vokabular: Schritt 21 Übung 4

- Vokabular: Schritt 22 Übung 2 und 3

- Grammatik: Wiederholung

- Grammatik: regelmatige werkwoorden

Schritt 21 Übung 4

Mein Nachbar heißt .........., er/sie ist .....Jahre alt. 

Hobbys?

Interessen?

Vokabular?  Welke woorden kun je gebruiken?

Schritt 22 Übung 2 und 3

Übersetze die Sätze, bitte:

1. De foto vinden zij mooi.

2. In de kamer staat een bank.

3. Zij wonen in een mooi huis.

4. In de keuken staat een fornuis.

5. Niet links, niet rechts, maar in het midden.

Übersetzung

Übersetze die Sätze, bitte:

1. Das Bild finden sie schön.

2. In dem Zimmer steht ein Sofa.

3. Sie wohnen in ein schönes Haus.

4.  In der Küchen steht ein Herd.

5. Nicht links, nichts rechts, sondern in der Mitte.

De bezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden: geven een relatie aan met een persoon of bezit

voorbeelden: mijn, jouw, uw, zijn, haar etc.

vervoegen van de bezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden hebben dezelfde vervoeging als lidwoorden van de ein-Gruppe

 

	m	v	o	mv
+1	ein	eine	ein	keine

vervoegen

het geslacht van de zelfstandige naamwoorden is heel belangrijk voor de vervoeging van de bez. vnw. , zie hieronder

ein Freund, mannelijk  dus mein Freund

eine Freundin, vrouwelijk, dus meine Feundin

ein Haus, onzijdig, dus mein Haus

keine Freunde, meervoud, dus meine Freunde

Wiederholung Grammatik

Mache Übung 2 Schritt 23

Grammatik: regelmatige werkwoorden

Schritt 24: Seite 110

Regelmatige werkwoorden met in de stam een -d of -t klank

voordbeelden melden

voorbeeld melden

melden: stam is meld-

uitgang bij du is -st

uitspraak moeilijkheden, daarom een extra -e

meldest

melden

Naast du, ook een extra -e bij er/sie/es en ihr

ich	melde
du	meld est
er/sie/es	meld et
wir	melden
ihr	meld et
Sie/sie	melden

andere voorbeelden

Hetzelfde geldt ook voor arbeiten (arbeit-) 

ich	arbeit -e
du	arbeit -est
er/sie/es	arbeit -et
wir	arbeit -en
ihr	arbeit -et
Sie/sie	arbeit -en

Grammatik

bij woorden met een s-klank komt er bij du geen -e in de uitgang.

Wiederholung Lernziele

Heute:

- Vokabular: Schritt 21 Übung 4

- Vokabular: Schritt 22 Übung 2 und 3

- Grammatik: Wiederholung

- Grammatik: regelmatige werkwoorden

Hausaufgaben

Für das nächste Mal:

Schritt 22: Aufgabe A1, Seite 104

Schritt 23:  Aufgabe 1, 2, 3, 4

Tschüss!!!