H1.4

Welkom
4 MAVO ||  2020-2021

Hoofdstuk 1 - Verdien je genoeg?
Exameneenheid Consumptie en Verrijkingsstof

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2020-2021

Hoofdstuk 1 - Verdien je genoeg?
Exameneenheid Consumptie en Verrijkingsstof

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Nakijken
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken t/m 38

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heb je je huiswerk gemaakt?
A
B
C

Slide 4 - Quizvraag

Vragen?

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je beschrijven hoe het CBS de inflatie kan vaststellen
Kun je benoemen wat het consumentenprijsindexcijfer is
Hoe je het CPI berekenen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Het CBS
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) houdt in Nederland de ontwikkeling bij van alle prijzen van goederen en diensten. Het CBS gebruikt daarbij indexcijfers.

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfer
Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
Die periode noem je het basisjaar. De gegevens in het basisjaar hebben het indexcijfer 100.

Slide 9 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen
Indexcijfer = nieuw getal ÷ getal in het basisjaar x 100

Voorbeeld
  • In het basisjaar is de prijs van een spijkerbroek € 30. Vijf jaar later is de prijs € 34.
  • Het nieuwe indexcijfer is € 34 ÷ € 30 x 100 = 113,3.

Slide 10 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen
In het basisjaar is de prijs van een paar schoenen € 95.
Een jaar later is de prijs € 98.

Met hoeveel procent is de prijs van de schoenen gestegen ten opzichte van het basisjaar?
  • Wat is het indexcijfer van het basisjaar?
  • De prijs van de schoenen is een jaar later € 102.
  • Bereken het nieuwe indexcijfer.

Slide 11 - Tekstslide

Consumentenprijsindexcijfer
  • Voor het berekenen van de inflatie onderzoekt het CBS maandelijks de prijzen van een groot aantal goederen en diensten die door consumenten worden gekocht.
  •  Met al deze gegevens berekent het CBS maandelijks het cpi.
  • Het cpi (consumentenprijsindexcijfer) is een indexcijfer dat de ontwikkeling van consumentenprijzen weergeeft.
  • Aan de hand van het cpi stelt het CBS vast hoeveel inflatie of deflatie er is.

Slide 12 - Tekstslide

Samengesteld ongewogen prijsindexcijfer
  • Als iedere artikelgroep even zwaar meetelt heb je het samengesteld ongewogen prijsindexcijfer.
  • Samengesteld omdat het gemiddelde prijsindexcijfer is samengesteld uit verschillende artikelgroepen.
  • Ongewogen omdat iedere artikelgroep even zwaar meetelt.

Slide 13 - Tekstslide

Geeft een huishouden aan iedere artikelgroep evenveel geld uit? Waarom wel/niet?

Slide 14 - Open vraag

Wegingsfactor
Omdat een huishouden niet aan iedere artikelgroep evenveel geld uitgeeft, werkt het CBS met een wegingsfactor.
Omdat huishoudens meer uitgeven aan wonen & energie, tellen die uitgaven zwaarder mee dan de uitgaven aan vervoer.

Slide 15 - Tekstslide

Samengesteld gewogen indexcijfer
  • Omdat het CBS aan iedere artikelgroep een ander gewicht geeft, is het cpi een samengesteld gewogen indexcijfer.
  • Samengesteld omdat het cpi is samengesteld uit verschillende artikelgroepen.
  • Gewogen omdat iedere artikelgroep een andere weging heeft en daarom verschillend meetelt in de berekening van het cpi.

Slide 16 - Tekstslide

Deflatie
  • Het omgekeerde van inflatie is deflatie. Bij deflatie is er een gemiddelde daling van alle prijzen bij elkaar.

  • Het gevolg van deflatie is dat je voor hetzelfde bedrag meer kunt kopen. Het geld wordt dus meer waard.

  • Als je inkomen gelijk blijft, stijgt door deflatie je koopkracht.


Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan berekenen CPI
  1. Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor.
  2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op.
  3. Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen.
  4. Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m opdracht 46
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 20 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat het 'Consumentenprijsindexcijfer' betekent

Slide 21 - Open vraag