Grammatica en spelling 1 Kader.
1 / 30
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe noem je de wij-vorm van een werkwoord ook wel?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Open vraag
De jongen at de warme maaltijd.
Slide 4 - Open vraag
Mijn meester gaf een moeilijke overhoring.
Slide 5 - Open vraag
Tonnie bouwde een schitterend
huis.
huis.
Slide 6 - Open vraag
Met twee linkerhanden word je nooit een goede bouwvakker.
Slide 7 - Open vraag
Frits is jarenlang huisarts geweest.
Slide 8 - Open vraag
Is het vetgedrukte woord in de zin het onderwerp?
Een aantal kinderen heeft voor hun lieve moeder een cadeau gekocht.
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
Is het vetgedrukte woord in de zin het onderwerp?
Is vader toch naar zijn werk gegaan?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
Is het vetgedrukte woord in de zin het onderwerp?
In het huis wordt een keuken gebouwd.
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quizvraag
Is het vetgedrukte woord in de zin het onderwerp?
Gisteren is die hond uit het asiel gehaald.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quizvraag
Is het vetgedrukte woord in de zin het onderwerp?
Gisteren is de les Engels niet door gegaan.
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Zwakke werkwoorden eindigen in de verleden tijd op -de / -den of -te / -ten.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Vul de goede vorm in:
De coach ___________ mij naar huis.
De coach ___________ mij naar huis.
A
stuurt
B
stuurdt
Slide 15 - Quizvraag
Vul de goede vorm in:
Hans ___________ van basketbal.
Hans ___________ van basketbal.
A
hout
B
houdt
Slide 16 - Quizvraag
Vul de goede vorm in:
Piet ___________ zijn knie.
Piet ___________ zijn knie.
A
schaaft
B
schaafdt
Slide 17 - Quizvraag
Vul de goede vorm in:
_________ je dat een goed idee?
_________ je dat een goed idee?
A
vind
B
vindt
Slide 18 - Quizvraag
Vul de goede vorm in:
Het grasveld ________ gemaaid.
Het grasveld ________ gemaaid.
A
word
B
wordt
Slide 19 - Quizvraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
De pannenkoeken waren erg lekker.
Slide 20 - Open vraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
Mama had het de hele dag koud.
Slide 21 - Open vraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
Konden jullie mij goed verstaan?
Slide 22 - Open vraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
Ik zou gisteren op vakantie gaan.
Slide 23 - Open vraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
De koeien mochten in de wei.
Slide 24 - Open vraag
Zoek het onregelmatige werkwoord en schrijf het hele werkwoord op!
Jij wilde nooit met de trein.
Slide 25 - Open vraag
Vul de verleden tijd in:
Vorige week _____________ ik me over mijn werk. (verbazen)
Slide 26 - Open vraag
Vul de verleden tijd in:
Toen _____________ ik met mijn grootouders. (spreken)
Slide 27 - Open vraag
Vul de verleden tijd in:
De dokter _____________ gisteren de wond dicht. (branden)
Slide 28 - Open vraag
Vul de verleden tijd in:
Gisteren _____________ ik mijn kamer. (poetsen)
Slide 29 - Open vraag
Vul de verleden tijd in:
De dief _____________ voor de politie. (vluchten)
