Aan elkaar of los?

Welkom 3B
Aan elkaar of los
H6 Grammatica
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3B
Aan elkaar of los
H6 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • weet je wat de regels zijn voor het schrijven van samenstellingen. (R)

  • kun je bij gegeven woorden bepalen of je ze aan elkaar schrijft en of je een tussenklank of koppelteken moet schrijven.(T1)

  • kun je uitleggen waarom je een woord wel of niet aan elkaar schrijft en waarom er wel of niet een tussenklank of koppelteken in zit. (T2)

  • kun je zelf voorbeelden bedenken van samengestelde woorden met en zonder tussenklank of koppelteken. (I)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis tussen kleinkind & klein kind?

Slide 3 - Open vraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Met een digitale methode, heb je lage printerkosten / lageprinterkosten
A
lage printerkosten
B
lageprinterkosten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Hij reinigt het terras met een hoge drukspuit / hogedrukspuit
A
hoge drukspuit
B
hogedrukspuit

Slide 5 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

De lange baanschaatser / langebaanschaatser won de marathon.
A
lange baanschaatser
B
langebaanschaatser

Slide 6 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Ik betaal met een bank-biljet / bankbiljet van €50.
A
bank-biljet
B
bankbiljet

Slide 7 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Heb jij ooit teveel / te veel geld teruggekregen?
A
te veel
B
teveel

Slide 8 - Quizvraag

Leg uit waarom het belangrijk is om te weten of je een woord aan elkaar schrijft of niet.

Slide 9 - Open vraag



Een op de zeven jonge kinderen heeft gehoorschade door lawaai.

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen
  • zwartebessencake
  • zwarte bessencake

Tussenklanken: -n, -s of –er

Tussen-n:
  • eerste deel = zelfstandig naamwoord
    én meervoud eindigt op –en
peer + sap = perensap

Slide 11 - Tekstslide

Letters ertussen
Tussen-s:
  • als je een tussen-s hoort
liefde + lied = liefdeslied


Tussen-er:
  • woorden met meervoud op –eren
kalf + liefde = kalverliefde


Slide 12 - Tekstslide

Een streepje?
Koppelteken (-):


  • bij aardrijkskundige namen
Noord-Brabant, Zuid-Afrikaans

  • als klinkers ‘botsen’
ski-instructeur, auto-onderdeel
(a, e, i, o, u)


Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld


Blauwebroekdrager
Blauwe broekdrager

Slide 14 - Tekstslide

Maak uit je boek de volgende opdrachten
Blz. 218-219
In je schrift maak je opdracht 2 en 3.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 16 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 17 - Open vraag