Phrasal verbs

Goal - to understand how phrasal verbs are formed, the meaning of a few common ones and correctly apply them in sentences.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Goal - to understand how phrasal verbs are formed, the meaning of a few common ones and correctly apply them in sentences.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Phrasal Verbs
  • two or more parts
  • one is always a verb,  the other can be a preposition or an adverb or a combination of them all
  • Examples: to come across,  to put up with
  • the combination has a meaning of its own  (could be more than one)
  • Mostly informal use (spoken English)

Slide 2 - Tekstslide

to put up with =  verdragen, uitstaan
to put up with someone

to turn up = opdraaien, aankomen. 
to turn up at the party unanounced
to turn up the volume
Phrasal Verbs: Compare...
He comes across as being very funny = He appears to be very funny.
The vet put down the old dog = The vet ended the old dog's suffering.
She is always putting herself down =  How could we put this in other words?








Slide 3 - Tekstslide

to put up with =  verdragen, uitstaan
to put up with someone

to turn up = opdraaien, aankomen. 
to turn up at the party unanounced
to turn up the volume
What you need to know for now...
to bring up
to come across
to put down
to get along
to take up
NB. Phrasal verbs can be used in different tenses, but the meaning can change. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Phrasal verbs are made from ...............
A
a verb + verb
B
a verb + adverb or/and a preposition
C
a verb + adverb
D
a verb + preposition

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To hold ... information (achterhouden)
A
off
B
back
C
of
D
behind

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To carry ... a task (iets doen)
A
on
B
out
C
in
D
up

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To set ... (beginnen met)
A
off
B
of
C
about
D
on

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To ... an effort (je best doen)
A
put
B
place
C
make
D
back

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Time for a Kahoot!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen, mogen of mogelijk ziijn
Zou kunnen/ zou mogen
Zou (misschien) kunnen / mogen
Zou (heel misschein) kunnen / mogen
Kunnen of in staat zijn
Mogen / toestemming krijgen
Zou moeten
Moeten
Should
Must 
Have to
be allowed to
be able to
Might
May
Could
Can

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will >> used to indicate the 
future

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen, mogen of mogelijk ziijn
Zou kunnen/ zou mogen
Zou (misschien) kunnen / mogen
Zou (heel misschein) kunnen / mogen
Kunnen of in staat zijn
Mogen / toestemming krijgen
Zou moeten
Moeten
Should
Must 
Have to
be allowed to
be able to
Might
May
Could
Can

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Continue with.... 
  • U4:L2 Ex.12, 13, 14 - Phrasal verbs
  • U4:L2 Ex.15 - Auxiliares/ Modals
  • U4:L2 Ex.11 - vocabulary
  • U4:L3 Ex. 1 t/m 10 - Reading with MC questions

Finished? Use versterk jezelf for Phrasal verbs or Auxiliaries & Future. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies