Duits: zwakke werkwoorden

Deutschlektion
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deutschlektion

Slide 1 - Tekstslide

Programm
In deze les leren jullie iets over de Duitse zwakke werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Weten jullie al iets over de Duitse werkwoorden?

Slide 3 - Open vraag

Instructie zwakke werkwoorden
Wat zijn dat, zwakke werkwoorden?
Werkwoorden geven een handeling weer, iets dat een persoon uitvoert.
Zwakke werkwoorden houden in de verleden tijd dezelfde klinker. Daaraan kun je ze herkennen. 
Bijvoorbeeld 'maken'.
Vandaag maak ik pannenkoeken
Gisteren maakte ik spaghetti

Slide 4 - Tekstslide

ik
ich
jij
du
hij
er
zij Vr.
sie
het/
dat
es/
das
wij
wir
jullie
ihr
zij Mv.
sie
u
Sie

Slide 5 - Tekstslide

Welke zwakke werkwoorden zijn handig om te weten?
machen, kommen, gehen, lernen, kaufen, hören, gucken, schreiben, trinken, spielen, tun, sitzten, arbeiten, reden, atmen, öffnen, schließen, verstehen, rauchen, brauchen, benutzen, reparieren, bekommen, studieren, aufmachen, einschalten, ausschalten, anklicken, schicken, ausdrucken

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vervoeg je een zwak werkwoord?

Stap 1: -en van het hele werkwoord afhalen

Stap 2: kijken welke persoon de handeling moet uitvoeren

Stap 3: het volgende schema toepassen:

Slide 7 - Tekstslide

ich 
mach-E
du
mach-ST
er
mach-T
sie
mach-T
es/
das
mach-T
wir
mach-EN
ihr
mach-
T
sie/ Sie
mach-
EN

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:
Ik wil de volgende zin maken:
Peter koopt een broodje bij de Jumbo
Kopen betekent 'kaufen'.
Stap 1: -en eraf= kauf
Stap 2: persoon is Peter = hij= er
Stap 3: in schema kijken...
Er kaufT ein Brötchen beim Jumbo

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Jullie zien zodadelijk een sleepoefening waarin jullie de gele werkwoordsvervoegingen moeten koppelen aan de juiste persoon (rood). 
Het doel is dat jullie de vervoegingen goed leren kennen en deze steeds automatischer koppelen aan de juiste persoon die erbij hoort.

Slide 10 - Tekstslide

Ich
Du
Er/sie/es/
man
Wir/ sie mv/ 
Sie
heiße
denke
repariere
machst
wohnst
gehst
trinkt
installiert
kauft
spielen
kommen
studieren
schreibe
Schlafen
lernt

Slide 11 - Sleepvraag

Du ...(machen) eine Ausbildung.

Slide 12 - Open vraag

Wir ... (kommen) aus den Niederlanden.

Slide 13 - Open vraag

Ich ... (lernen), wie ich Computer aus einander bauen muss.

Slide 14 - Open vraag

...(gehen) Robin auch mit dem Bus zur Berufsschule?

Slide 15 - Open vraag

Kim ... (schreiben) mit einem Kugelschreiber.

Slide 16 - Open vraag

Nu alleen verder...
In de volgende slide staat een online opdracht waarmee je deze werkwoordtechniek kunt oefenen.
Hoe pak je dat aan:
- open de link
- lees de zin en vertaal deze in je hoofd
- bedenk je welke vervoeging het werkwoord krijgt
- kijk in het schema
- vul het juiste antwoord in en klik op submit

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Danke für eure Aufmerksamkeit

und bis nächste Woche!

Slide 19 - Tekstslide