Verkeerstheorie


Verkeersborden, regels en situatie's
Verkeerstheorie
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 66 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Verkeersborden, regels en situatie's
Verkeerstheorie

Slide 1 - Tekstslide


Het is druk op de openbare weg!
In Nederlands zijn ongeveer ...
  • 13,4 miljoen voertuigen
  • 23,5 miljoen fietsen
  • en heel veel voetgangers

Om orde te houden zijn er ...
  • verkeerstekens
  • verkeersregels

Slide 2 - Tekstslide

Verkeerstekens
Verkeerstekens op en langs de weg zoals ...

      verkeersborden


      verkeerslichten


      en belijning zoals een zebrapad of haaientanden

Belangrijk. Verkeerstekens gaan voor verkeersregels!

Slide 3 - Tekstslide

Verkeersborden
Aan de vorm en de kleur en de afbeelding van een verkeersbord zie je wat je moet doen of juist niet moet doen.

Verkeersborden
Aan de vorm, de kleur en de afbeelding van een verkeersbord zie je wat je moet doen of juist niet moet doen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link



Wat betekent dit bord?
A
Ik moet hier altijd stoppen! Ik moet voorrang verlenen
B
Anderen moet hier stoppen voor mij
C
Verboden in te rijden, ik mag deze straat niet in

Slide 6 - Quizvraag



Een verplicht fietspad
wordt aangegeven met
A
Ronde bord
B
Rechthoekige bord

Slide 7 - Quizvraag



Wat betekent dit verkeersbord?
A
Oversteekplaats, ik geef de voetganger voorrang
B
Voetganger geeft voorrang aan anderen
C
Hier is een voetpad

Slide 8 - Quizvraag



Wat geeft dit
verkeersbord aan?
A
Hier mag ik mijn fiets neerzetten
B
Ik mag mijn fiets hier niet plaatsen

Slide 9 - Quizvraag



Bij welk bord of borden mag ik de straat infietsen?
A
1e bord
B
2e bord
C
3e bord
D
4e bord

Slide 10 - Quizvraag



Krijg ik voorrang?
of
Geef ik voorrang?
A
Ik krijg voorrang van iedereen die van links en rechts komt rijden
B
Ik moet voorrang geven aan iedereen die van links en rechts komt rijden

Slide 11 - Quizvraag



Bij welk bord(en) heb ik géén voorrang?
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag



Wat betekent dit?
A
Ik moet hier stoppen
B
Ik geeft voorrang aan bestuurders van de zijwegen
C
Ik krijg voorrang van bestuurders uit zijwegen

Slide 13 - Quizvraag


Wat zijn verkeersregels?
Afspraken, om het verkeer veilig te houden.
Voor jezelf en andere weggebruikers.
Minder ongelukken als je je aan de verkeersregels houdt! 





- weet iemand er nog een?

Slide 14 - Tekstslide



Aan de ....zijde is rode verlichting verplicht?
A
Voor
B
Achter
C
Achter Knipperen mag niet!

Slide 15 - Quizvraag

                                                                          
Verkeersregel
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor  


Onthouden
Voorrang krijg je!
Maak oogcontact --> je weet dan of je gezien bent
                                      --> ziet wat de ander gaat doen!
  

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide



Lotte wil afslaan.
De auto wil rechtdoor.
Wie gaat voor?
A
Lotte
B
De auto

Slide 18 - Quizvraag



De fietsers willen rechtdoor,
de vrachtauto wil rechtsaf.
Wat moeten de fietsers doen?
A
De fietsers moeten snel doorrijden, dan hoeft de vrachtauto niet te stoppen
B
De fietsers moeten stoppen en de vrachtauto voor laten gaan
C
De fietsers mogen voorgaan als ze zeker weten dat de chauffeur hen heeft gezien en wacht

Slide 19 - Quizvraag



Wie heeft op deze
rotonde voorrang?
A
De auto heeft voorrang
B
De fietser heeft voorrang

Slide 20 - Quizvraag

                                                                          
Verkeersregel
Verkeer van rechts heeft voorrang
Geldt niet voor verkeer uit een onverharde weg of uitrit 

Onthouden
Voorrang krijg je!
Maak oogcontact --> je weet dan of je gezien bent
                                      --> ziet wat de ander gaat doen!
  

Slide 21 - Tekstslide



De auto en de fietser willen allebei rechtdoor.
Wie mag er eerst?
A
De auto, want auto's gaan altijd voor fietsers
B
De auto, want snel verkeer gaat voor langzaam verkeer
C
De fietser, want bij een gelijkwaardige kruising gaat verkeer van rechts voor
D
De fietser, want die rijdt op een brede weg

Slide 22 - Quizvraag



Heeft de fietser voorrang?
A
Nee, de fietser moet de auto voorrang geven
B
Ja, de auto moet de fietser voorrang geven

Slide 23 - Quizvraag



Jij bent op weg naar school en je fiets in deze straat.
Als er een auto van rechts zou komen, moet je deze dan voorrang geven?

Slide 24 - Tekstslide

                                                                          
Verkeersregel
Korte bocht gaat voor een lange bocht


Onthouden
Voorrang krijg je!
Maak oogcontact --> je weet dan of je gezien bent
                                      --> ziet wat de ander gaat doen!
  

Slide 25 - Tekstslide



En wie mag hier als eerst?
A
De auto heeft voorrang
B
De fietser heeft voorrang

Slide 26 - Quizvraag

                                                                          
Verkeersregel
Politie, brandweer en ambulance met toeters en bellen hebben altijd voorrang

Onthouden
Voorrang krijg je!
Maak oogcontact --> je weet dan of je gezien bent
                                      --> ziet wat de ander gaat doen!
  

Slide 27 - Tekstslide

Moet de politieauto, die met sirene rijdt, Dex voorrang geven omdat hij van rechts komt?

Slide 28 - Tekstslide

                                                                          
Nog een paar verkeersregels 
    Met z'n tweeën naast elkaar fietsen mag als je geen hinder veroorzaakt voor anderen
    Geef richting aan door je hand uit te steken (laten zien wat je van plan bent)
    Voorrang geven aan blinde/slechtziende mensen of die moeilijk ter been zijn
    Altijd stoppen bij een zebrapad als daar mensen oversteken of willen gaan oversteken
    Geen mobiel vasthouden als je fietst
  

Slide 29 - Tekstslide

Wie mag hier eerst?

Slide 30 - Tekstslide



En wie heeft op deze rotonde voorrang?
A
De vrachtauto want die gaat altijd eerst
B
De fietsers Ze moeten wel goed opletten of de vrachtauto voor hen stopt
C
De fietsen maar ze hoeven niet op de vrachtauto te letten want die heef haaientanden.

Slide 31 - Quizvraag



Wat moet de fietser hier doen?
A
Doorrijden, want hij moet voorrang krijgen van iedereen die van links of rechts komt
B
Eerst goed opletten of de auto voor hem stopt en dan doorfietsen
C
Voorrang geven aan de auto

Slide 32 - Quizvraag



Welke twee zinnen zijn waar?
A
Jack moet stoppen voor de stopstreep als er verkeer aankomt
B
Jack moet hier voorrang geven aan iedereen die van links of rechts komt rijden
C
Jack moet stoppen voor de stopstreep, ook als er geen verkeer aankomt
D
Jack moet hier voorrang krijgen van iedereen die van links of rechts komt rijden

Slide 33 - Quizvraag


Moeten Cor en Youri
op deze kruising
de auto voorrang geven?
A
Ja, ze moeten voorrang geven aan bestuurders die van links en rechts komen
B
Nee, want ze hebben voorrang. Als de auto afremt mogen ze snel doorfietsen

Slide 34 - Quizvraag



Houdt Damian zich aan de verkeersregels?
A
Ja, hij mag kiezen of hij gebruik maakt van het fietspad of niet
B
Nee, hij moet gebruik maken van het fietspad
C
Nee, hij fietst in het vak om rechtsaf te slaan maar steekt zijn hand niet uit

Slide 35 - Quizvraag



Sem nadert een rotonde. Mag hij op deze rotonde links afslaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag



Een auto rijdt achteruit.
Wat moeten de fietsers nu doen?


A
Snel doorfietsen
B
De auto voor laten gaan (auto's gaan altijd eerst)
C
Ze mogen voorgaan, maar moeten opletten of de auto wel voor hen stopt

Slide 37 - Quizvraag


Kennen jullie dit witte bord?


Hoe werkt dat nou?
Alle fietsers hebben tegelijk groen.
Het is nu een gelijkwaardige kruising.
Dan gaat rechtdoorgaand verkeer voor afslaand verkeer.
Korte bocht voor de lange bocht.
En het belangrijkste, je moet verkeer van rechts voorrang verlenen, ook al staan er “haaientanden“ op de weg.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Link


Belangrijk!
Blijf opletten. Deelnemen aan het verkeer is behoorlijk ingewikkeld
• Fiets niet te hard en neem de tijd
Houd afstand. Op je voorganger. Blijf ongeveer een meter van de stoeprand, berm of waterkant. Neem ook voldoende ruimte langs geparkeerde auto’s
• Zoek oogcontact met de ander zodat je zeker weet dat je gezien wordt
• Laat de andere zien wat jij van plan bent
• Let op anderen en bedenk wat ze van plan kunnen zijn. Dan kun je hier rekening mee houden
Volg de rijrichting, fiets niet op de stoep en niet op een zebrapad
Kijk achterom als je wil inhalen of af wil slaan en steek daarna je hand uit
• Let op de 'dode hoek' bij grote voertuigen. Blijf er rechts en ruim achter! Houd meer dan 3 meter afstand!
Kies een rustige route naar en van school en waar je de minst gevaarlijke situaties tegenkomt
• Volg niet zomaar diegene die voor je fietst maar blijf zelf altijd heel goed opletten
• Let op de verkeersregels en verkeerstekens en pas ze toe
• Maak je bagage goed vast (niet aan je stuur, geen onderdelen die tussen de spaken kunnen komen)
• Zet je fiets met een extra slot vast aan een vast object zoals een hek of lantaarnpaal

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Tekstslide

Jij hebt voorrang op het verkeer bij alle aankomende zijstraten en kruisingen.
Jij rijdt niet meer op een voorrangsweg!
Jij hebt voorrang op
verkeer van links en rechts.
Het waarschuwt je dat je voorrang moet geven aan het verkeer uit de zijstraten. 
 Je moet stoppen en voorrang geven aan al het verkeer van links en rechts.

Slide 44 - Sleepvraag

Zet je fiets altijd dubbel op slot! Ook in de tuin, huis of school anders is je fiets niet verzekerd.

Slide 45 - Tekstslide

Voorbeeld layout met logo de Have en Snelbinders.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Wegindeling:
Fietsstrook, fietspad of geen van beide 

Er zijn ook fietsstroken waarop geen afbeelding van een fiets is aangebracht. Het is dan ook geen fietsstrook, maar een suggestiestrook. Hier gelden geen beperkingen voor wie er van gebruik mag maken.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video



Mag je deze weg
in met de auto?
En met de fiets?
A
Ja, met de auto
B
Nee, niet met de auto
C
Ja, met de fiets
D
Nee, niet met de fiets

Slide 50 - Quizvraag



Wat moet je doen als je dit verkeersbord tegenkomt?
A
Als je fietst, moet je voorrang krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden
B
Als je fietst, moet je voorrang geven aan iedereen die van links en rechts komt rijden

Slide 51 - Quizvraag

Het plaatje op het bord geeft een aanwijzing


Slide 52 - Tekstslide

Dit bord geeft een uitzondering aan.


Slide 53 - Tekstslide

Het bord vertelt of je voorrang krijgt of voorrang moet geven


Slide 54 - Tekstslide

Wat je moet doen staat op het bord


Slide 55 - Tekstslide

Hiervoor moet je oppassen!


Slide 56 - Tekstslide

Wat je niet mag doen staat op het bord aangegeven


Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide




Joep en Alexander fietsen naar het winkelcentrum.
Waar moeten ze aan denken?
A
Wij mogen doorfietsen, want we hebben voorrang
B
Heeft de voerganger voorrang?
C
Dat er zomaar deuren van auto's open kunnen gaan

Slide 59 - Quizvraag

Wouter wil linksaf. 
Hoe doet hij dat veilig?
Kies de juiste volgorde.

A. Hand uitsteken 2. Omkijken 3 Opletten of iedereen achter hem gestopt is 4. Ruime bocht naar links maken
B. Omkijken 2. Iedereen die met hem op dezelfde weg is, voor laten gaan 3. Hand uitsteken 4. Ruimte bocht naar links maken
C. Voorsorteren naar het midden van de weg 2. Hand uitsteken 3. Omkijken 4. Kleine bocht naar links maken

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Jij bent de fietser en de auto komt van rechts.
Moet je deze voorrang geven?

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

En wie mag hier eerst?
En wie daarna?

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Video

Slide 66 - Video