Observeren herhalen theorie

Observeren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
observerenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Observeren

Slide 1 - Tekstslide

planning 
Leereenheid 7 inleveren donderdag 21 maart 
herkansing 28 maart 
 Mailen naar A.karakulak1@rocva.nl

nu : Observeren , Gedrag  

Slide 2 - Tekstslide

video opname & 
en verslag met leerpunten


Slide 3 - Tekstslide

Werken met de zorgpad 
Ga naar ‘beroepsgerichte basis’
klik op ‘ begeleiden in de zorg’
Kies ‘begeleiden bij eigen regie’ lezen: Wat is eigen regie?
DUS????

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Leerwerkplan 7 is: 
Je observeert een collega tijdens het begeleiden/ondersteunen. Observeer op welke manier je collega rekening houdt met de punten uit het begeleidingsplan.

Thema: zelfstandigheid bij het wonen en huishouden.

Slide 7 - Tekstslide

'Ouderen ondersteunen
bij zelfredzaamheid' hoe doe je dat?

Slide 8 - Open vraag

'ZELFREDZAAMHEID BEVORDERDEREN'  hoe doe je dat? 
Een zorgvrager die zelfstandig is, kan meer richting aan eigen leven geven

Zelfstandigheid vergroot het gevoel van eigenwaarde.

Je stimuleert en begeleid zorgvragers op verschillende manieren om zo zelfstandig mogelijk te leren functioneren.

Slide 9 - Tekstslide

Oude vrouw
of
Jonge vrouw?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw

Slide 10 - Quizvraag

Is waarnemen hetzelfde als observeren?

Slide 11 - Tekstslide

Welke betekenis van observeren is juist?
A
Observeren betekent kijken naar de zorgvrager.
B
Observeren betekent doelgericht en doelbewust waarnemen met alle zintuigen.
C
Observeren betekent doelgericht vaststellen van een probleem.
D
Observeren betekent goed luisteren naar wat de zorgvrager zegt.

Slide 12 - Quizvraag

observeren
Gericht en methodisch kijken naar een situatie of naar een ander (doelgericht)

Doelgericht: vooraf bepaal je waar je op gaat letten.

Bij een observatie geef je geen mening of waardeoordelen. Wees objectief

Slide 13 - Tekstslide

Wat is tijdens een observatie belangrijk?
A
Objectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Feiten benoemen.
B
Objectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen vanuit je eigen persoon.
C
Subjectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Hij benoemt feiten.
D
Subjectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen met je eigen interpretatie

Slide 14 - Quizvraag



waarom wil je iemand observeren????

Slide 15 - Tekstslide

Enkele redenen voor een observatie:
  • Je kunt door middel van observatie gedrag beter leren kennen en begrijpen. 
  • Het haalt vooroordelen weg. 
  • Je kijkt objectiever naar het gedrag van iemand zonder daar direct een mening over te hebben. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke zintuigen gebruiken wij om te observeren?

Slide 17 - Open vraag

Observeren
Interpreteren
Hij had een vriendelijke uitdrukking.
Hij heeft een zwarte blouse aan
Zijn spreektempo ging sneller en zijn stem werd hoger.
Het was goed te zien dat zij het eng vond.
Haar mond werd smaller en de spieren in zijn gezicht spanden zich aan.
Volgens mij bedoelde hij dat niet zo, dat kon ik zien.

Slide 18 - Sleepvraag

Objectief VS subjectief
Bij observeren moet je objectief zijn. Objectief zijn betekent dat je geen oordeel geeft maar een feitelijke beschrijving. Je observatie is objectief wanneer dezelfde resultaten naar voren komen wanneer iemand anders dezelfde observatie uitvoert. Een objectieve observatie is betrouwbaar. 

Wanneer je eigen mening toch naar voren komt noemen we dit subjectief.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
objectief en subjectief?

Slide 20 - Open vraag

Objectief
Subjectief
Een jongen loopt naar het toilet.
Een student heeft tijdens de les al tien vragen gesteld.
Zij was erg slordig gekleed.
Mijn vriendin werd onterecht beschuldigd. 
De man draag een groene trui.
Zoals altijd is de meneer weer chagrijnig. 

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen observeren en interpreteren?

Slide 22 - Open vraag

gedrag:
Alle activiteiten die je kan waarnemen

Waarnemen: Kijken, horen en zien.

Slide 23 - Tekstslide

Wat zijn interne factoren die jou gedrag kunnen bepalen?

Slide 24 - Open vraag

Welke woord is gedrag?
(meerdere goed)
A
Schrijven
B
Lachen
C
Denken
D
Lezen

Slide 25 - Quizvraag

Welke woord is gedrag?
(meerdere goed)
A
Luisteren
B
Slapen
C
Praten
D
Klappen

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer spreken we van gedrag?
A
Wanneer je iets kunt zien
B
Wanneer je het kunt waarnemen
C
Wanneer je het kunt ruiken
D
Wanneer je het voelt

Slide 27 - Quizvraag

Hoe ging het?
A
Slecht, kan wel huilen!
B
Matig, ik moet nog wel even aan de studie...
C
Voldoende, ik denk dat ik het wel kan
D
Goed, kom maar op met die periodetoets.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide