12 11

lesopzet
10 minuten lezen
vragen over zakelijke brief voor 26 november?
herhaling meewerkend voorwerp, instructie lijdende en bedrijvende vorm
enkele opdrachten bespreken 3.7
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

lesopzet
10 minuten lezen
vragen over zakelijke brief voor 26 november?
herhaling meewerkend voorwerp, instructie lijdende en bedrijvende vorm
enkele opdrachten bespreken 3.7

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Ik weet wat een meewerkend voorwerp is.
Ik herken of het onderwerp in de bedrijvende of lijdende vorm staat.

Slide 2 - Tekstslide

Volgorde ontleden
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Meewerkend voorwerp
1 Mijn lerares geeft ons onze toetsen terug.
pv = geeft terug
wg = . geeft terug
o = . Mijn lerares
lv = . onze toetsen
mv = . ons

Slide 5 - Tekstslide

Er staat aan of voor voor of je kunt deze woorden ervoor denken.

Hij geeft hem een Ferrari.

Je kunt voor hem 'aan' denken. Hem is meewerkend voorwerp.

Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!


Slide 6 - Tekstslide

Bedrijvend/actief
Jara laat de hond uit.
In deze zin is Jara het onderwerp. Zij doet iets: zij laat de hond uit.
In deze zin verricht het onderwerp de handeling uit het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we bedrijvend of actief.




Andere voorbeelden van lijdende zinnen:
Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
De oefeningen worden gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

Andere voorbeelden van bedrijvende zinnen:
De docent legt het meewerkend voorwerp uit.
De leerlingen maken de oefeningen.

Slide 8 - Tekstslide

lijdend/passief
De hond wordt uitgelaten.
In deze zin is de hond het onderwerp. Dit onderwerp doet zelf niets. In deze zin ondergaat het onderwerp de handeling van het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we lijdend of passief.

Slide 9 - Tekstslide

Andere voorbeelden van lijdende zinnen:
Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
De oefeningen worden gemaakt.

Slide 10 - Tekstslide

De hond wordt door Jara uitgelaten.
Het meewerkend voorwerp wordt door de docent uitgelegd.
De oefeningen worden door de leerlingen gemaakt.

Soms vind je in een lijdende zin ook informatie over wie iets doet. Dat zinsdeel begint dan met het woord door.

Slide 11 - Tekstslide

Lijdende zinnen bestaan altijd uit een vorm van worden of zijn + een voltooid deelwoord.
De hond wordt na het eten altijd uitgelaten (door Jara).
Bij thuiskomst is de afwas gelukkig al gedaan (door haar broer).


Slide 12 - Tekstslide

Je herkent een lijdende zin dus op de volgende drie manieren:
• Het onderwerp doet zelf niets, maar er wordt iets mee gedaan.
• Er staat een door-bepaling in, of die kun je er zelf bij bedenken. 
• Er staat altijd een vorm van worden of zijn in de zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Bespreken drie a vier opdrachten.
De rode 'bolletjes' worden eruit gehaald.

(af)maken hoofdstuk 3 paragraaf 7. Eventueel beginnen aan 3.8

Slide 14 - Tekstslide