1TH: Grammatica Zinsdelen H2: Onderwerp

Welkom!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen bespreken
- Uitleg en oefeningen pv, zinsdelen en ow
- Aan de slag!
- Terugblik en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga er eens 
lekker voor zitten
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan de pv van een korte zin vinden.
- Ik kan een korte zin in zinsdelen verdelen.
- Ik kan het onderwerp van een zin vinden.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe goed beheers je 
de doelen?

Slide 5 - Tekstslide

Ik kan de pv van een korte zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Ik kan een korte zin in zinsdelen verdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Ik kan het onderwerp van een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

We gaan eerst herhalen
Weet je nog hoe je een persoonsvorm (pv) vindt?
Weet je nog hoe je een zin in zinsdelen verdeelt?

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Lucian is gisteren door het ijs gezakt.
A
Lucian
B
is
C
gisteren
D
gezakt

Slide 10 - Quizvraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

Lucian is gisteren door het ijs gezakt.
A
Lucian / is / gisteren / door / het ijs / gezakt.
B
Lucian / is / gisteren door het ijs / gezakt.
C
Lucian / is / gisteren / door het ijs / gezakt.
D
Lucian / is / gisteren / door het ijs gezakt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Wanneer bakt Marloes koekjes voor haar oma?
A
wanneer
B
bakt
C
Marloes
D
koekjes

Slide 12 - Quizvraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

Wanneer bakt Marloes koekjes voor haar oma?
A
Wanneer bakt / Marloes / koekjes / voor haar oma?
B
Wanneer / bakt / Marloes / koekjes / voor haar oma?
C
Wanneer / bakt / Marloes / koekjes voor haar oma?
D
Wanneer / bakt / Marloes / koekjes / voor / haar oma?

Slide 13 - Quizvraag

Het onderwerp (ow)
Bijna elke zin heeft een onderwerp (ow).
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar.
Ze moeten allebei enkelvoud zijn of allebei meervoud.

Slide 14 - Tekstslide

Het onderwerp (ow)
1. Zoek de pv: vraagproef / tijdproef
2. Verdeel de zin in zinsdelen: zinsdeelproef
3. Stel de vraag: wie / wat + pv ?
     Het antwoord is het onderwerp (ow)

Slide 15 - Tekstslide

Het onderwerp (ow)
>> Geert gaf zijn moeder een dikke knuffel.

Tijdproef:
     Geert geeft zijn moeder een dikke knuffel.
Vraagproef:
     Gaf Geert zijn moeder een dikke knuffel?

Slide 16 - Tekstslide

Het onderwerp (ow)
>> Geert / gaf / zijn moeder / een dikke knuffel.

Wie/wat gaf?  > Geert

Dus het ow = Geert

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Lucian / is / gisteren / door het ijs / gezakt.
A
Lucian
B
gisteren
C
door het ijs
D
gezakt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Wanneer / bakt / Marloes / koekjes / voor haar oma?
A
wanneer
B
Marloes
C
koekjes
D
voor haar oma

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Morgen / ga / ik / met mijn vriendinnen / naar de bioscoop.
A
Morgen
B
ga
C
ik
D
met mijn vriendinnen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Een grijze duif / vloog / gisteren / tegen het keukenraam.
A
Een grijze duif
B
duif
C
vloog
D
tegen het keukenraam

Slide 21 - Quizvraag

Welke vraag/vragen heb je over deze stof?

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag!
MNV Taalverzorging Grammatica H2, blz. 54-55
opdr. 1, 2 en 4

Heb je vragen? Stel ze!

Laat LessonUp aan staan voor de terugblik

Slide 23 - Tekstslide

Terugblik op de doelen

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan de pv van een korte zin vinden.
- Ik kan een korte zin in zinsdelen verdelen.
- Ik kan het onderwerp van een zin vinden.


Slide 25 - Tekstslide

Ik kan de pv van een korte zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik kan een korte zin in zinsdelen verdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik kan het onderwerp van een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Huiswerk voor dinsdag 18 januari
- MNV Taalverzorging Grammatica H2, blz. 54-55
opdr. 1, 2 en 4
- Leesboek meenemen

Slide 29 - Tekstslide