Voorbereiding SO 3H3

Aujourd'hui
Bespreken leer- en oefenblad.
Herhalen stof.
Tips voor het SO (Woensdag as)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Bespreken leer- en oefenblad.
Herhalen stof.
Tips voor het SO (Woensdag as)

Slide 1 - Tekstslide

Oefenblad 
Vocabulaire opdracht:
-Plaats het woord in de zin dat het beste past.

Aanpak:
-Vertaal alle woordjes die je kunt invullen.
-Vertaal de zin zo goed mogelijk.
-Wat past het beste? Streep door zodat je ziet wat overblijft.

Slide 2 - Tekstslide

1. À mon avis, il faut bien.............. la nature et les animaux.
2. Il faut chaud et le soleil brille. Donc je porte mes..............
envoyer
la main
les lunettes de soleil
léger/légère
la lumière
protèger
changer

Slide 3 - Sleepvraag

3. J'ai le tout dernier modèle de Samsung, il est vraiment......
4. C'est trop noir ici, on ne voit rien. Il faut allumer..............
envoyer
la main
léger/légère
changer
la lumière

Slide 4 - Sleepvraag

5. Je viens de/d'................... une lettre à mon grand-père. 
envoyer
la main
changer

Slide 5 - Sleepvraag

Oefenblad
Traduis le mot en néerlandais:
1. J’ai commandé des vêtements en ligne. 
online
2. À mon avis, tu n’a pas raison. 
naar mijn mening
3. Ma mère est encore assez jeune, elle vient d’avoir 42 ans. 
  jong
4. J’ai acheté des lunettes de soleil en bois
  van hout
5. Ma copine a toujours un peu peur de prendre la parole
  het woord nemen

Slide 6 - Tekstslide

Oefenblad
Traduis le mot entre parenthèses en français
1. Il est (verboden) interdit de conduire sans permis.
2. Non, ce n’est pas rond, c’est (vierkant)carré.
3. (Morgen)demain je vais commencer à bien faire mes devoirs.
4. Ma soeur est fan de Stromae, (ik ook)moi aussi.
5. C’est bien pour les enfants, jouer (buiten)dehors.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica: bron G
Bron G gaat over het werkwoord venir. Je moet deze kennen in de présent (tegenwoordige tijd, nu) en de passé composé (verleden tijd, is al gebeurd).

Deze werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier: venir, devenir, revenir. 

Slide 8 - Tekstslide

komen
terugkomen
worden
revenir
venir
devenir

Slide 9 - Sleepvraag

venir, revenir, devenir
Leer de betekenissen uit je hoofd! Je krijgt ze op de toets.
Meteen 3 punten verdienen!

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het rijtje (de vervoegingen) van venir in de présent. Begin bij 'je' eindig met 'ils/elles'.

Slide 11 - Open vraag

Hoe vorm je de passé composé (verleden tijd) van venir? Wat is het hulpwerkwoord? Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'revenir'?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'devenir'?

Slide 14 - Open vraag

Ik gebruik het hulpwerkwoord 'être' bij venir, revenir en devenir. Waar moet ik dan extra goed opletten?

Slide 15 - Open vraag

Oefenblad
1. ( venir, présent ) - Tu viens à la fête avec ta copine?

2. ( revenir, présent ) - Nathan et Léon reviennent bientôt.

3. ( venir, présent ) - Le film vient de commencer.

4. (devenir, passé composé) - Nous sommes devenues actrices, ma sœur et moi.

5. ( venir, passé composé ) - Hier, Sylvie n’est pas  venueà l’ école.

6. ( revenir, passé composé )- Mes frères sont revenus des vacances.

Slide 16 - Tekstslide

Le passé composé:
wat weet je nog?

Slide 17 - Woordweb

Le passé composé: altijd twee.
1. Hulpwerkwoord avoir/être --> vervoegd
2. Voltooid deelwoord

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden om NL--> Frans te kennen in de toets:

Slide 19 - Tekstslide

demander
arriver
choisir
répondre
descendre
faire
avoir
antwoorden
kiezen
doen
vragen
hebben
naar beneden gaan
aankomen

Slide 20 - Sleepvraag

Deze werkwoorden moet je dus kennen:
demander
arriver
choisir
répondre
descendre
faire
avoir
Hulpwerkwoord? Voltooid deelwoord?

Slide 21 - Tekstslide

Eline_________ à l'heure? (aankomen)

Slide 22 - Open vraag

Je/j'................... à ma mère. (vragen)

Slide 23 - Open vraag

Elle_________ de rester chez elle. (kiezen)

Slide 24 - Open vraag

Monsieur, vous______ à ma question. (antwoord geven)

Slide 25 - Open vraag

Nous_________ de la montagne. (naar beneden gaan)

Slide 26 - Open vraag

Mes amis_________ un jeu video (doen).

Slide 27 - Open vraag

Tu__________ une bonne journée? (hebben)

Slide 28 - Open vraag

Vragen?
Ga aan het werk voor woensdag: je gaat of leren, of oefenen met de grammatica.
Bereid je goed voor.
Succes!

Slide 29 - Tekstslide