4H T3 Genetica kruisingsschema's

Oefenen met verschillende soorten kruisingsschema's.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen met verschillende soorten kruisingsschema's.

Slide 1 - Tekstslide

Monohybride kruising
  • Bij deze overerving is maar één genenpaar betrokken
  • Let op de notatie: is een allel dominant of recessief (A of a), of is er een intermediair fenotype (KAKA, KBKB, KAKB)

Slide 2 - Tekstslide

Een zwarte muis en een witte muis krijgen grijze nakomelingen (de F1). Deze worden onderling met elkaar gekruist. Wat zijn de verhoudingen van de fenotypen in de F2?

Slide 3 - Open vraag

zwart : grijs : wit = 1:2:1
Er zijn drie fenotypen, dus er is een intermediair fenotype. 
Zwart: KzKz, Wit: KwKw, Grijs: KzKw

Kruisingsschema maken van: KzKw x KzKw

Slide 4 - Tekstslide

Welke eigenschap is dominant, ziek of dominant? Leg uit hoe je dat kunt zien.

Slide 5 - Open vraag

Letale allelen
Bij twee dominante allelen sterfte in een vroeg embryonaal stadium. 

Bijv. bij manx katten wordt het ontbreken van de staart veroorzaakt door een dominant allel, wat letaal is als er twee van aanwezig zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Twee manx katten krijgen nakomelingen. Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een staart heeft?
A
25%
B
33%
C
67%
D
75%

Slide 7 - Quizvraag

De ouderkatten hebben geen staart, dus moeten wel Aa zijn (anders waren ze nooit geboren.)

Slide 8 - Tekstslide

X-chromosomale overerving
Sommige allelen liggen op het X-chromosoom. 
Het Y-chromosoom is kort en bevat weinig informatie. 
Vrouwen: XAXA of XAXa of XaXa
Mannen: XAY of XaY

Slide 9 - Tekstslide

Kleurenblindheid is een aandoening die op het X-chromosoom ligt. De vader van een zwangere, kleurenziende vrouw is kleurenblind. Haar man niet. Ze weten dat het kind een jongen wordt. Hoe groot is de kans dat hij kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 10 - Quizvraag

50%, omdat:
  • De vrouw heeft van haar kleurenblinde vader Xa gekregen. Ze kan kleuren zien, dus haar genotype moet wel XAXa zijn. 
  • De man is kleurenziend, zijn genotype is dus XAY. 
  • Van de jongens, is de helft kleurenblind. 

Slide 11 - Tekstslide

Janna heeft bloedgroep A. Haar moeder heeft bloedgroep O. Samen met Joost heeft ze 3 kinderen. Joost heeft bloedgroep A en is heterozygoot. Welke fenotypen en genotypen bloedgroepen kunnen voorkomen bij hun kinderen?

Slide 12 - Open vraag

Antwoord: 
Fenotype: bloedgroep A of O. Genotype IAi of IAIA of ii. 
Janna en Joost zijn allebei IAi. Hier kun je een kruisingsschema van maken. 

Slide 13 - Tekstslide

Dihybride kruising: kruising waarbij je naar de overerving van twee eigenschappen kijkt
Gekoppelde overerving: twee eigenschappen die op hetzelfde chromosoom liggen. 
De A en B worden dus altijd samen doorgegeven, net als a en b.  

Slide 14 - Tekstslide

Bij pronkerwten zijn de dominante allelen P en L gekoppeld. P staat voor een paarse bloemkleur die dominant is over rode bloemen (p).
Bij stuifmeelkorrels vormen voor: langwerpige stuifmeelkorrels (L) en ronde stuifmeelkorrels (l).
Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen. Hoeveel procent van de nakomelingen is paars en rond?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 15 - Quizvraag

Rood en rond: ppll
Heterozygoot voor beide: PpLl. 
P en L zijn gekoppeld. 
Ene kan alleen pl doorgeven, ander PL of pl. 

Slide 16 - Tekstslide