2VWO - Grammatica - H5

Grammatica H5
werkwoorden in samengestelde zinnen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica H5
werkwoorden in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Het voegwoord:
Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

We kennen nevenschikkende voegwoorden (dus, en, maar, want en of) en onderschikkende voegwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen nevenschikking en onderschikking?

Slide 3 - Open vraag

Huiswerk
Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Soorten werkwoorden
We kennen dus drie soorten werkwoorden: zww, hww en kww.
1. Zww: geeft aan wat het onderwerp doet.
2. Kww: koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp. 
Blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
3. Hww: "Helpt" het gezegde te maken. 


Let op!
- Een zin met meer werkwoorden bevat altijd een hulpwerkwoord! 
- Er is altijd sprake van óf een zww óf een kww. 

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen 
In een enkelvoudige zin staat maar één gezegde. 

Het gezegde kan naamwoordelijk (ng) of werkwoordelijk (wg) zijn.

Het wg geeft aan wie of wat iets doet. 
Het ng geeft aan wie of wat iets is of wordt. 

Slide 7 - Tekstslide

Tina is vergeten haar kat eten te geven.

"Is vergeten te geven" is (onderdeel van) het...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quizvraag

Tim wordt altijd heel zenuwachtig van presenteren.
"Wordt" is (onderdeel van) het...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

De nieuwe dokter lijkt me een enge man.
"Lijkt" is (onderdeel van) het...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Samengestelde zinnen
In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen. Om de werkwoordsoort te achterhalen, moet je drie dingen doen:

1. Splits de zin in enkelvoudige zinnen
2. Stel het gezegde vast 
3. Stel vast uit waar voor een werkwoorden die zinnen bestaan (hww, kww of zww) 

Slide 11 - Tekstslide

"Ik koop geen cd's, want ik gebruik altijd mijn telefoon."

Stap 1. Maak enkelvoudige zinnen:
1. Ik koop geen cd's.
2. Want ik gebruik altijd mijn telefoon.

Stap 2. Stel het gezegde vast:
1. Koop = wg
2. Gebruik = wg

Stap 3. Bepaal de werkwoordsoort
1. wg met één werkwoord > "koop" = zww
2. wg met één werkwoord > "gebruik" = zww



"Toen ik mijn oud klasgenoot gister sprak, bleek hij thuisloos te zijn en daar ben ik van geschrokken."

Stap 1.
1. Toen ik mijn oud klasgenoot gister sprak.
2. Bleek hij thuisloos te zijn.
3. En daar ben ik van geschrokken. 

Stap 2. 
1. Sprak = wg
2. Bleek (thuisloos) te zijn = mg
3. Ben (ik) van geschrokken = wg


Stap 3. 
1. wg met één werkwoord > "sprak" = zww
2. ng met twee werkwoorden > "bleek" en "zijn" = kww en hww
3. wg met twee werkwoorden > "ben" en "geschrokken" = kww en zww. 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Ga aan de slag met opdracht 1 en 2 van Grammatica Woordsoorten H5 (blz. 150 en 151)



Het huiswerk voor volgende week is:
Grammatica Woordsoorten H5 opdracht 1 t/m 3

Slide 13 - Tekstslide