zelftest herhaling PROEFWERK NL KB

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk zakelijke brief.
Ingeleverd?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

We gaan nu een zelftest doen.
Onthoud hoeveel antwoorden je goed hebt beantwoord.
Dit heb je later nog nodig!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de belangrijkste tekstdoelen van een krant ?
A
informeren en activeren
B
informeren en instructie geven
C
informeren en amuseren
D
amuseren e instructie geven

Slide 8 - Quizvraag

Dagblad 
objectief 
inleiding
Ander woord voor krant. 
De hoofdgedachte staat hier. 
Nieuws is ...

Slide 9 - Sleepvraag

wat is het belangrijkste doel van advertenties ?
A
experts informatie geven
B
verkopen van producten
C
mensen overhalen
D
bekend zijn

Slide 10 - Quizvraag

het is mooi weer.
is dit een feit of mening ?

Slide 11 - Open vraag

erwtensoep is vies!
Is dit een feit of een mening ?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

voegwoorden zijn:
A
signaalwoorden
B
informerende woorden
C
koppelwerkwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Een voegwoord..
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een koppelwerkwoord aan zijn naamwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 15 - Quizvraag

Welk onderstreepte woord is het voegwoord?

Ik ben verlieft op iemand sinds ik in deze klas zit

Slide 16 - Open vraag

Een voegwoord dat twee zinnen met elkaar verbindt, kun je vinden in ...
A
een zin met één persoonsvorm
B
een samengestelde zin
C
een enkelvoudige zin

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een recensie? Welk tekstdoel heeft een recensie?

Slide 18 - Open vraag

Een strip heeft als tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Een achtergrondartikel ..
A
legt begrippen uit die met het onderwerp te maken hebben.
B
verteld vaak iets over de achtergrond.
C
A en B zijn beide juist.

Slide 21 - Quizvraag

Een enquête is een
A
to do lijst
B
vragenlijst

Slide 22 - Quizvraag

wat betekent de afkorting:
z.s.m?

Slide 23 - Open vraag

Een anekdote is een beknopte conclusie.
A
Waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Een samenvatting schrijf je als je een lange tekst goed wilt leren.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Een verslag bevat vooral meningen.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

zakelijke e-mail is meestal langer dan een zakelijke brief.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een zakelijke e-mail?

Slide 30 - Open vraag

slotgroet van een zakelijke brief is vaak hetzelfde als een zakelijke e-mail.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

wat zijn kenmerken van een zakelijke brief?

Slide 32 - Open vraag

Ik had de meeste vragen goed.
(antwoord met ja of nee)

Slide 33 - Poll

Hoe goed heb ik geleerd voor het proefwerk van morgen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Huiswerk 
voor morgen: bedenk 5 toets vragen! 
(lever de vragen in op teams)
voor vrijdag: zelftest en extra opdrachten maken.

Slide 35 - Tekstslide

vragen ? 

Slide 36 - Tekstslide