In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
V3H
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Jouw leerproces
Periode 1: schrijfvaardigheid (betoog en formele brief). Ondersteunend: ww.spelling en grammatica
Periode 2: spreekvaardigheid en literatuur (literair programma). Daarnaast leesvaardigheid.
Periode 3: leesvaardigheid gecombineerd met schrijfvaardigheid. Lezen gezamenlijk boek PISA.
TEA 3-toets: leesvaardigheid
Slide 3 - Tekstslide
Planning
Lezen en schrijven en gezamenlijk boek
deze week: leesvaardigheid H3 en H4
week 2-6: één les leesvaardigheid, één les schrijfvaardigheid (artikelen voor fakekrant maken)
week 7: formatieve toets leesvaardigheid t/m H6
week 10: TEA 3: summatieve toets leesvaardigheid
alle weken: gezamenlijk boek "Belofte van Pisa" lezen
Slide 4 - Tekstslide
Programma vandaag
Bespreking theorie van leesvaardigheid
inoefenen
opdrachten maken
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel
Op het eind van deze les weet je (beter) hoe je argumentatie in leesteksten werkt. Die argumentatie kun je vervolgens in schrijfproducten inzetten.
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk
Je hebt t/m pagina 24 gelezen van het boek De belofte van Pisa.
Je hebt de theorie gelezen van het onderdeel Lezen van Hst. 3 en 4 en je hebt opdracht 1 gemaakt, pag 77-78.
Slide 7 - Tekstslide
Wat viel je al bij de personages Soesie, de broer en de ik-persoon?
Slide 8 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Slide 9 - Tekstslide
Argumentatie?
Slide 10 - Woordweb
Waarom zou je een argument ondersteunen met een ander argument?
Slide 11 - Open vraag
Bij welke tekstsoort gebruik je argumenten?
A
bij teksten met amuserend tekstdoel
B
bij informatieve teksten
C
bij overtuigende teksten
Slide 12 - Quizvraag
"Snoep op school moet worden verboden". Geef twee argumenten.
Slide 13 - Open vraag
Wijs nevenschikking / onderschikking aan:
Slide 14 - Tekstslide
Argumenten
In een blokjesschema:
- bovenaan standpunt
- argumenten eronder, naast elkaar ('en')
- van stelling naar het argument zeg je: "want"
- van argumenten naar de stelling zeg je: "dus"
Slide 15 - Tekstslide
Extra overtuigen...
...door tegenargumenten te gebruiken en daarna te ontkrachten.
Als schrijver aantoont dat het tegenargument niet klopt, heet dit een weerlegging.
Dezelfde signaalwoorden voor tegenargumenten als voor argumenten: dat blijkt uit, namelijk, de reden hiervoor is, omdat,...
Ook signaalwoorden voor tegenstellend verband: echter, ofschoon, ondanks dat, hoewel
Slide 16 - Tekstslide
Biologisch eten vind ik belangrijk. Het blijkt namelijk beter te zijn voor het milieu en de dieren hebben een beter leven. Sommige mensen vinden biologisch eten te duur, maar als je volgens het seizoen eet, valt de prijs mee.
Wat is het standpunt?
Welke argumenten?
Wat doe je met "Sommige mensen vinden biologisch te duur"?
Slide 17 - Tekstslide
Snoep moet verboden worden.
Snoep is ongezond voor je: je tanden gaan er kapot van en je krijgt de verkeerde calorieën binnen. Je zou kunnen zeggen: het is ieders eigen keuze om ongezond te leven. Maar ...... (vul de tegenwerping aan)
Slide 18 - Tekstslide
Je zou kunnen zeggen: het is ieders eigen keuze om ongezond te leven. Maar ...... (vul tegenwerping in)
Slide 19 - Open vraag
Verder werken
Ga naar Nieuw Ned online (via ELO/Leermiddelen)
Ga daar naar je planning: opdracht 1 en opdracht 4 maken van Leesvh Hst 4.
Lees verder in Belofte van Pisa, t/m pag. 42
Je zoekt een maatje met wie je volgende week een fake krant gaat maken (dus met nepnieuws).