voorbereiding pw h2 en h3 voor klas 2hv

2HV
maart 2021 
voorbereiden/herhalen tbv PW H2 en H3                                                                                        maart 2021 
                                                                                      klas 2HV
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2HV
maart 2021 
voorbereiden/herhalen tbv PW H2 en H3                                                                                        maart 2021 
                                                                                      klas 2HV

Slide 1 - Tekstslide

Fictie 2.1 en 3.1                   Je leerde:
-het verschil tussen een chronologisch vertelling en een niet-chronologische vertelling
-kenmerken van een historische roman
-verschil tussen open en gesloten einde

Slide 2 - Tekstslide

Chronologisch verteld
verhaal dat verteld wordt zonder grote tijdsprongen

Slide 3 - Tekstslide

Niet-chronologisch verteld
verhaal met grote(re) tijdsprongen

Slide 4 - Tekstslide

genre
Een genre is een verzameling van verhalen die tot dezelfde soort horen.
- avonturenroman
- historische roman
- liefdesroman
- oorlogsroman
- pychologische roman

Slide 5 - Tekstslide

Historische roman
Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

Slide 6 - Tekstslide

Historische (jeugd)roman
Een boek over geschiedenis. Vaak gaat een historische roman over gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden, maar de schrijver heeft er ook veel bij verzonnen (fictie).

Slide 7 - Tekstslide

Open einde
Gesloten einde

Slide 8 - Tekstslide

Open of gesloten einde

Slide 9 - Tekstslide

EIND
  • OPEN EINDE - einde zelf invullen (bv. een cliffhanger)
  • GESLOTEN EINDE - verhaalprobleem is opgelost

Slide 10 - Tekstslide

Einde
Open einde (lezer blijft met vragen achter)
Gesloten einde (alle vragen zijn beantwoord)

Slide 11 - Tekstslide

Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een schrijver vertelt met de gebeurtenissen mee.
A
Chronologisch
B
Niet- chronologisch

Slide 13 - Quizvraag

Genre?
A
Avonturenroman
B
Historische roman
C
Psychologische roman
D
Science fiction

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een historische roman?
A
Een boek dat zich in de oorlog afspeelt.
B
Een boek gebaseerd op waargebeurde historische gebeurtenissen.
C
Een boek met belangrijke mensen.
D
Een boek met spannende gebeurtenissen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een cliffhanger?
A
een open einde
B
een gesloten einde

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn geen kenmerken van een open einde?
A
Het verhaalprobleem is opgelost
B
Een aantal zaken blijft onopgelost.
C
Je kunt zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan
D
En ze leefden nog lang en gelukkig

Slide 17 - Quizvraag

Talent 2.3 en 3.3 Lezen
Je leerde:
• wat een informatieve tekst is;
• verschillende soorten interviewverslagen herkennen;
• functies van de inleiding en het slot benoemen;
• het samenvattend tekstverband herkennen;


Slide 18 - Tekstslide


  • wat een betogende tekst is;
  • herkennen van argumenten in een betogende tekst;
  • de leesstrategie kritisch lezen toe te passen;
  • tekstverband oorzaak-gevolg te herkennen.

Slide 19 - Tekstslide

Informatieve tekst

Slide 20 - Tekstslide

Het interviewverslag
= verslag van een vraag- en antwoordgesprek
= een informatieve tekstvorm
In de inleiding geeft de interviewer meestal informatie over de persoon die is geïnterviewd.
Er zijn twee soorten interviewverslagen:

Slide 21 - Tekstslide

interviewverslag
-letterlijk interviewverslag
-samenvattend interviewverslag

Slide 22 - Tekstslide

Interviewverslag
1. Letterlijk interviewverslag: vragen en antwoorden worden letterlijk weergegeven

2. samenvattend interviewverslag: de vragen zijn weggelaten, antwoorden zijn  gedeeltelijk in eigen woorden samengevat

Slide 23 - Tekstslide

Functies van inleiding
  • AANDACHT TREKKEN           daarnaast:
  • onderwerp noemen/beschrijven
  • aanleiding noemen
  • centrale vraag stellen
  • mening schrijver geven
  • samenvatting vd inhoud geven
  • persoon/personen introduceren (interview)

Slide 24 - Tekstslide

Functies slot
  • conclusie geven
  • samenvatting geven
  • advies/ waarschuwing geven

Slide 25 - Tekstslide

Samenvattend tekstverband
Nieuw: samenvattend tekstverband!

Signaalwoorden: 
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al ...

Voorbeeld:
Al met al hebben de leerlingen redelijk goed meegedaan.

Slide 26 - Tekstslide

Kenmerken betoog
- Het doel is overtuigen.
De meeste betogende teksten bestaan uit drie delen:
- Inleiding: schrijver noemt onderwerp + zijn/haar standpunt
- Middenstuk: argumenten voor zijn mening
- Slot: schrijver trekt conclusie of vat het belangrijkste samen

Slide 27 - Tekstslide

Argumenten
feitelijke argumenten
gebaseerd op feit
waarderende argumenten
gebaseerd op mening

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een argument?
  • Met een argument zet je jouw mening kracht bij. 
  • Je gebruikt een argument om iemand te overtuigen van jouw mening.

Slide 29 - Tekstslide

Leesstrategie
- verkennend lezen
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen
-kritisch lezen

Slide 30 - Tekstslide

Kritisch lezen
Feitelijke argumenten:
- Is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit onderzocht?
Bij mening als argument:
- Vind ik dit overtuigend? Vind ik dit zelf ook? Klopt dit met mijn eigen ervaringen? Hoe waarschijnlijk is dit? 

Zodoende kan ik de betrouwbaarheid van een tekst beoordelen


Slide 31 - Tekstslide

Tekstverband oorzaak en gevolg
Oorzaak: 
  • Waardoor (kwam ze te laat)? 
  • aanleiding
Gevolg:                                              SIGNAALWOORDEN:
  • Wat gebeurde er toen?       DOORDAT, ZODAT, DAARDOOR, WAARDOOR, 
  • effect, resultaat.                    MET ALS GEVOLG

Slide 32 - Tekstslide

Je schrijft de vragen en antwoorden letterlijk op.
A
samenvattend interviewverslag
B
letterlijk interviewverslag

Slide 33 - Quizvraag

'Hij laat de vragen weg, vat antwoorden gedeeltelijk in eigen woorden samen en wisselt ze af met letterlijke uitspraken van de geïnterviewde persoon.'
A
Letterlijk interviewverslag
B
Samenvattend interviewverslag

Slide 34 - Quizvraag

Functies inleiding

Slide 35 - Woordweb

De inleiding en het slot van een tekst kunnen verschillende functies hebben. Sleep de functies naar het juiste vak. 
Functie van een inleiding






Functie van een slot

het onderwerp noemen
samenvatting van de inhoud geven
conclusie
centrale vraag stellen 
Toekomstver-wachting uitspreken
persoon introduceren
advies geven
aanleiding noemen
mening van de schrijver geven

Slide 36 - Sleepvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een standpunt?
A
De hoofdgedachte van een betoog
B
Het onderwerp van een betoog.
C
Het doel van een betoog
D
De opbouw van een betoog

Slide 38 - Quizvraag

Welke uitspraak met betrekking tot objectieve argumenten en subjectieve argumenten is waar:
A
Objectieve argumenten zijn niet- feitelijke uitspraken, subjectieve argumenten zijn controleerbaar.
B
Subjectieve argumenten zijn niet feitelijke uitspraken, objectieve argumenten zijn controleerbaar.
C
Argumenten, zowel de objectieve als de subjectieve, zijn foute argumenten.
D
Objectieve argumenten en subjectieve argumenten zijn verschillende soorten standpunten.

Slide 39 - Quizvraag

Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar het tekstverband:
A
Samenvattend tekstverband
B
Toelichtend tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 40 - Quizvraag

Tekstverband: samenvattend
A
want
B
echter
C
al met al
D
zoals

Slide 41 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft "daardoor" aan?
A
reden - gevolg
B
tegenstellend
C
oorzaak - gevolg
D
voorwaardelijk

Slide 42 - Quizvraag

Kortom, alle leerlingen hadden een geslaagde dag.
A
Tekstverband: conclusie
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: reden

Slide 43 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort 'want'?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 44 - Quizvraag

Talent 2.5 Woorden
Leerdoelen van deze paragraaf
- de betekenis van 30 nieuwe woorden (let op: komen terug in teksten)
- de betekenis van Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels


Slide 45 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
voor- en achtervoegsel: 
lettergreep die niet als los woord kan voorkomen
voor- of achteraan een woord om nieuw woord te vormen
 Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.
Voorbeeld van een voorvoegsel: 
pre- (voor)   --- preadvies = vooradvies

Slide 46 - Tekstslide

Strategie: kijk in het woord zelf
In het Nederlands hebben wij veel woorden met een Latijns voor- of achtervoegsel. Als je de betekenis van het voor- of achtervoegsel kent, weet je ook vaak de betekenis van het woord.

Slide 47 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk Griekse en Latijnse
voorvoegsels

Slide 48 - Woordweb