Imparfait - Jaar 3 vwo

Deze les
Doelen

je kan de imparfait uitleggen, begrijpen en toepassen (herhaling) - TB bz. 58
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Doelen

je kan de imparfait uitleggen, begrijpen en toepassen (herhaling) - TB bz. 58

Slide 1 - Tekstslide

Verleden tijd / Imparfait
Je weet inmiddels hoe je iets moet zeggen in de tegenwoordige tijd en hoe het voltooid deelwoord werkt.

Maar hoe zeg je in het Frans?
  • ik vond

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk blz. 58 in je tekstboek. Hoe zeg je: ik vond ?

Slide 3 - Open vraag

Imparfait
Meestal zijn de thema's bij Franse grammatica vrij lastig, gelukkig valt het bij de verleden tijd behoorlijk mee.

Je leert vandaag een stappenplan te hanteren om deze tijd voor werkwoorden als trouver (vinden) en avoir(hebben) te maken.

Slide 4 - Tekstslide

L'imparfait
De verleden tijd  Bron C TB blz. 58

Er was eens .../ Il était une fois...

Slide 5 - Tekstslide

Imparfait?
Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden:

Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.
  • Mijn vader speelde gitaar toen hij jong was
Ma mère chantait dans une chorale.
  • Mijn moeder zong in een koor

Slide 6 - Tekstslide

Zo maak je de "imparfait" :
Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.
  • B.v. nous jouons, nous chantons.
Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf
  • jij krijgt : jou-     chant-    
Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.
  •  je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
  • nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Slide 7 - Tekstslide

Imparfait jouer
nous-vorm = nous chantons
Je jouais     
Tu jouais     
 Il jouait /Elle jouait/ On jouait 
Nous jouions   
Vous jouiez   
Ils jouaient /Elles jouaient








Slide 8 - Tekstslide

Imparfait finir
nous-vorm = nous finissons
Je finissais 
Tu finissais 
Il finissait Elle finissait On finissait
Nous finissions 
Vous finissiez 
Ils finissaient Elles finissaient  


Slide 9 - Tekstslide

Imparfait vendre
nous-vorm = nous vendons
Je vendais 
Tu vendais 
Il vendait Elle vendait On vendait
Nous vendions 
Vous vendiez 
Ils vendaient Elles vendaient  

Slide 10 - Tekstslide

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?
A
Je-form
B
Vous-form
C
Nous-form
D
Ils-form

Slide 11 - Quizvraag

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...
A
een actie in de toekomst
B
een actie die nu gebeurt
C
een actie in het verleden
D
gewoontes in het verleden

Slide 12 - Quizvraag

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?
A
tu dansais
B
tu danssais
C
tu dansait
D
tu dansaient

Slide 14 - Quizvraag

0

Slide 15 - Video

dansais
chantions
jouiez
adorais
allait
aimaient
il
tu
vous
elles
je
nous

Slide 16 - Sleepvraag

De "imparfait" van être is bijzonder...

De vorm is ONREGELMATIG 
deze gaat dus NIET met de nous-vorm vd présent stam

Slide 17 - Tekstslide

De  imparfait van être
Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 
Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-
J'étais
Tu étais
Il / Elle / On était
Nous étions
Vous étiez
Ils / Elles étaient

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
J'était
B
Je suis été
C
J'étais
D
J'êtrais

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
ils était
B
ils étaient
C
ils étais
D
ils étions

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
tu êtrais
B
tu était
C
tu étiez
D
tu étais

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
nous étions
B
nous sommions
C
nous étrons
D
nous sommiez

Slide 22 - Quizvraag

0

Slide 23 - Video

traduis en français:
ik keek
A
je regarde
B
je regardait
C
je regardais
D
j'ai regardé

Slide 24 - Quizvraag

traduis en français:
jullie hadden
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous avriez
D
vous aviez

Slide 25 - Quizvraag

traduis en français:
zij waren
A
elles étaient
B
elles sommaient
C
ils sont
D
ils êtraient

Slide 26 - Quizvraag

Écouter
  • Je gaat straks zelf luisteren naar een chanson waarin vaak de imparfait wordt gebruikt. 
  • Tijdens het luisteren vul je het juiste werkwoord -in de imparfait- in.
  • In de volgende slide klik je op de link
  • Je maakt de opdracht op de site


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Kahoot :)

Slide 29 - Tekstslide

Opdrachten 

Opdracht 13
Opdracht 14 



Al klaar?
Lees TB blz. 58 

Slide 30 - Tekstslide

Lesafsluiting
Klik op de link hier onder en geef antwoord op de vragen over de les.

Merci et au revoir !

Slide 31 - Tekstslide