Les 21 Eenvoudige basisgrammatica

Les 21 Eenvoudige basisgrammatica (blz. 76)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 21 Eenvoudige basisgrammatica (blz. 76)

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Dik, dikker, het dikst
  • Deze man is dik.
  • Die man is dikker.
  • Die man is het dikst

Slide 3 - Tekstslide

Klein, kleiner, het kleinst
  • De pop is klein.
  • Deze pop is kleiner.
  • Die pop is het kleinst.

Slide 4 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • groot - groter - het grootst
  • lief - liever - het liefst
  • vies - viezer - het viest 

Bijvoorbeeld:
  • Ik vind pizza vies; ik vind patat viezer; ik vind brood het viest.

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Bij vergelijken gebruik je vaak het woordje dan

  • Goud is duurder dan zilver.
  • Hij is ouder dan zijn broer.
  • Amsterdam is verder dan Texel.

Slide 6 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Wat vind je beter? Met de trein of met de bus?
  • Wat heb je liever? Een appel of een peer?
  • Wat is meer? Dertig of zeventig?
  • Wat kost minder? Een laptop of een brood?

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Onregelmatig:
  • goed - beter - het best
  • graag - liever - het liefst
  • veel - meer - het meest
  • weinig - minder - het minst

Slide 8 - Tekstslide

Parijs is ver.

Madrid is .................. Parijs
A
graag
B
verder dan
C
mooier dan
D
duurder dan

Slide 9 - Quizvraag

duur

Goud is ................... zilver
A
duurder dan
B
liever dan
C
kleiner dan
D
goedkoper dan

Slide 10 - Quizvraag

graag
Ik heb ................. appels dan peren.
A
dikker
B
mooi
C
graag
D
liever

Slide 11 - Quizvraag

veel

De man heeft veel geld.
Het meisje heeft ....... geld.
A
meer
B
minst
C
minder
D
beter

Slide 12 - Quizvraag

duur

Groente wordt steeds ..................

Slide 13 - Open vraag

duur

Groente wordt steeds duurder.
Eieren zijn het .........................

Slide 14 - Open vraag

Trappen van vergelijking
Onregelmatig:
  • goed - beter - het best
  • graag - liever - het liefst
  • veel - meer - het meest
  • weinig - minder - het minst

Slide 15 - Tekstslide

graag

Wat heb je ...............?
Koffie of thee?

Slide 16 - Open vraag

veel
Ik hou veel van pizza.
Ik hou meer van patat.
Maar ik hou het ................ van ijs.

Slide 17 - Open vraag

Werkblad

Slide 18 - Tekstslide

Werkblad

Slide 19 - Tekstslide