Quiz ter voorbereiding op de toets lesbrief 17

Voorbereiding so deel a
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding so deel a

Slide 1 - Tekstslide

Welke activiteiten kun je in een leefstijlcentrum organiseren? Meerdere antwoorden mogelijk
A
een informatieavond over gebruik van genotmiddelen
B
een kookmiddag
C
een knutselochtend
D
een voorleesdag

Slide 2 - Quizvraag

Welke activiteiten stimuleert de fijne motoriek bij kinderen? Meerdere antwoorden mogelijk
A
tekening maken
B
verstoppertje spelen
C
helpen opruimen
D
knippen en plakken

Slide 3 - Quizvraag

Nederland heeft een multiculturele samenleving.

Wat betekend dat?
A
Dat er mensen van verschillende geslachten wonen in Nederland
B
Dat er mensen met verschillende opvattingen wonen in Nederland
C
dat er mensen uit verschillende culturen wonen in Nederland
D
dat er mensen van verschillende leeftijden wonen in Nederland

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn interculturele ontmoetingen?
A
Ontmoetingen tussen mensen met verschillende culturele interesses
B
ontmoetingen tussen mensen die verschillende landen hebben bezocht
C
ontmoetingen tussen mensen met verschillende culturele achtergronden
D
ontmoetingen tussen mensen met verschillende opvattingen over cultuur

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je een persoon die in Nederland geboren is en ook van Nederlandse oorsprong is?
A
Allochtoon
B
Emigrant
C
Autochtoon
D
immigrant

Slide 6 - Quizvraag

Je werkt in een leefstijlcentrum.
In welke sector werk je dan?
A
in de zorg
B
in het welzijnswerk
C
in het onderwijs
D
in de marketing

Slide 7 - Quizvraag

Welke beroepen vallen onder welzijnswerk?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
activiteitenbegeleider
B
kapper
C
jeugd - en jongerenwerker
D
sociaal juridisch werker

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de doelen van leefstijlcentra?
meerdere antwoorden mogelijk
A
dat mensen verzorgd kunnen worden
B
dat mensen elkaar kunnen ontmoeten
C
dat mensen kunnen kennismaken met verschillende culturen
D
dat mensen aan activiteiten mee kunnen doen

Slide 9 - Quizvraag

Welke functie kun je uitoefenen in een leefstijlcentrum?
A
kraamhulp
B
verpleegkundige
C
activiteitenbegeleider
D
zorghulp

Slide 10 - Quizvraag

Als een oudere valt help je hem of haar overeind. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 11 - Quizvraag

mevrouw Badal vindt het belangrijk dat het altijd netjes is in haar huis. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 12 - Quizvraag

meneer Pinxterhuis houdt erg van tradities. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 13 - Quizvraag

Ouderen worden met 'u' aangesproken binnen een leefstijlcentrum. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 14 - Quizvraag

Als het uitwisselen en overbrengen van informatie op 1 persoon is gericht dan noemen we dat...... Kies uit antwoord a of b
A
Individuele communicatie
B
massamedia

Slide 15 - Quizvraag

Hier gaat het om communicatiemiddelen waarmee je een grote groep mensen kunt bereiken. Kies uit antwoord a of b
A
individuele communicatie
B
massamedia

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Hier is sprake van....
A
individuele communicatie
B
massamedia
C
sociale media

Slide 17 - Quizvraag



Bekijk de afbeelding. Voor een activiteitenmiddag gaat Julia voor 16 personen taco's met ham en brie maken. Ze volgt dit recept. Hoeveel gram brie heeft Julia nodig?


A
600 gr
B
650 gram
C
1600 gram
D
300 gram

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Dit recept is voor 4 personen.

Voor een activiteitenmiddag gaat Saar voor 16 personen Turkse Pitabroodjes maken. Ze volgt dit recept. Hoeveel ml yoghurt heeft Julia nodig?

Op dit recept staat 150 ml yoghurt per pak.
A
600 ml
B
300 ml
C
650 ml
D
1500 ml

Slide 19 - Quizvraag

Vita maakt 4 kruidcakes ze vult de litermaat met de exacte hoeveelheid water. Tot waar moet zij de litermaat vullen als zij 225 ml water nodig heeft?
A
tussen de 200 en 300
B
tussen de 200 en de 250
C
tussen de 300 en 400
D
tussen de 300 en de 350

Slide 20 - Quizvraag

Het met woorden communiceren noemt met .........communiceren
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 21 - Quizvraag

een manier van communiceren waarbij je niet praat, alleen maar gebaart noemen we ....communiceren
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 22 - Quizvraag

Succes met het leren van so

Slide 23 - Tekstslide