Les 3- Communicatieproblemen

COMMUNICATIE 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE 2

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Effectief communiceren vraagt van jou als beroepskracht VZ/MZ dat je:
  1. Je eigen manier van communiceren kent, je eigen communicatiestijl (her)kent
  2. uitgaat van de communicatievermogens van de mensen met wie je werkt
  3. je kunt en wilt inleven in de ander
  4. helder verbaal communiceert
  5. je verbale en non-verbale communicatie met elkaar in overeenstemming laat zijn





Slide 2 - Tekstslide

Aandachtspunten
Stem, gebaar, houding, mimiek, intonatie
Relatie ( zones) inhoud en betrekkingsniveau
Verbaal en non verbaal

Actief luisteren

Slide 3 - Tekstslide

Taal- of spraakstoornissen kunnen ontstaan door veroudering, niet-aangeboren hersenletsel of een andere aandoening.
* Problemen met waarneming ( slecht horen of slecht zien)
* Sensorische verwerkingsstoornis
* Problemen met taalbegrip
* Problemen met taalprodukte ( dysartie, anartie, spraakapraxie)

- Taalbarriere
- Laaggeletterdheid


Slide 4 - Tekstslide

Wat valt je op in de communicatie van Johnny de Mol naar de mensen met een beperking in het volgende programma?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Effectieve communicatie
Wat is dat volgens jou?

Slide 7 - Woordweb

Effectieve communicatie
Effectief betekent: doeltreffend.

De communicatie waarbij de boodschap overkomt bij de ontvanger zoals de zender bedoelt.

Maar, effectief is óók zorg voor het relatieaspect.

Slide 8 - Tekstslide

Effectieve communicatie
"We spreken van effectieve communicatie als de ontvanger actief betrokken is bij de informatieoverdracht en als de boodschap overkomt zoals de zender bedoelt".

Slide 9 - Tekstslide

Valkuil:
Vaak ben je als zender vooral bezig met jezelf, met het onder woorden brengen van wat je denkt, vindt of wilt. Je let dan weinig op hoe je boodschap overkomt op de ander.


Wie van jullie vergeet de naam van de ander als je jezelf voorstelt? Waardoor komt dat denk je?

Slide 10 - Tekstslide

Er zijn open, gesloten, suggestieve vragen en je kunt doorvragen. Maar welke soort vraag mist in dit rijtje ?
A
Belangstellende vraag
B
Persoonlijke vraag
C
Concretiserende vraag
D
Informatieve vraag

Slide 11 - Quizvraag

Aspecten van communicatie zijn o.a. non verbaal. Naast gebaren kunnen dit ook zijn:
A
gesproken woorden
B
tekens en symbolen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe herken je zorgvragers die laaggeletterd zijn ?

Slide 13 - Open vraag

Als iemand problemen heeft met taalbegrip en taalproduktie dan is dat een vorm van:
A
apractie
B
afasie
C
disartie
D
sensorische verwerkinsgstoornis

Slide 14 - Quizvraag

In de omgang met zorgvragers met een taalbarriere is het beter om
A
geen beeldspraak te gebruiken
B
gesloten vragen te stellen
C
alle informatie te geven die je hebt
D
altijd een tolk er bij vragen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

1. Je eigen communicatiestijl herkennen

Slide 17 - Tekstslide

2. Uitgaan van communicatievermogens van de doelgroep
  • Mensen die verbaal minder sterk zijn, zijn vaak erg gevoelig voor non-verbale signalen
  • Sommige cliënten pakken emoties erg langzaam op en hebben juist moeite zich te verplaatsen in de ander
  • Voor sommige cliënten is aanraking en nabijheid bedreigend vanwege nare ervaringen in het verleden
  • Er zijn ook cliënten die erg van knuffelen en nabijheid houden, maar het is niet altijd goed om daar onbeperkt aandacht aan te geven

Slide 18 - Tekstslide

3. Kunnen en willen inleven in de ander

Empathisch communiceren wil zeggen dat je op een begripvolle manier communiceert, waarbij je jezelf en de ander in zijn waarde laat. Je geeft dus geen oordeel of kritiek.


Niet: "Wat doet die cliënt raar"
Wel: "Waarom begrijp ik het gedrag van deze cliënt niet?"

Slide 19 - Tekstslide

4. Verbaal helder communiceren
Helder versus 'troebel' communiceren.

Als je troebel communiceert ben je niet duidelijk in wat je écht wilt. Je bent niet concreet, maar vaag in wat je zegt.


Enkele voorbeelden:

Slide 20 - Tekstslide

Troebele communicatie

"Ik word doodmoe van dat gezeur van je"

"Meestal begin jij met ruzie maken"

"Zullen we het centraal houden?" (in groepsgesprek)
Heldere communicatie

"Ik zou hier graag in alle rust met je over willen praten"

"Ik voel me niet fijn, als je zo fel reageert"

"Ik zou graag willen dat je me uit laat praten"

Slide 21 - Tekstslide

5. Verbale en non-verbale communicatie op elkaar afstemmen
  • De non-verbale communicatie ondersteunt de verbale communicatie
  • De non-verbale communicatie geeft weer hoe je tegenover de ander staat
  • De non-verbale communicatie vervangt het spreken
  • De non-verbale communicatie spreekt de verbale communicatie tegen

Misstanden in de communicatie zijn bijna altijd het gevolg van tegenstrijdige communicatie (non-verbaal versus verbaal).

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Test.
https://free-learning.nl/modules/goed-in-gesprek/start.html

Slide 24 - Tekstslide