Les 2: Argumentatieschema

Meer dan lezen
Argumentatieschema

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
...
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meer dan lezen
Argumentatieschema

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
...

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

  • Uitleg argumentatiestructuren

  • Z.s.

  • Nakijken

  • Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les:
????

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg Nederlands
Spullen mee (boek/schrift/leesboek)

Op tijd in de les

Stil zijn

Vinger opsteken

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg Nederlands

Week 4 toetsweek

29-1 toets

Week 9 schrijfopdracht...

Boek hebben gelezen!


Slide 5 - Tekstslide

Kunnen/kennen
Ken jij twee verschillende argumenten

Kun je argumentatie structuren herkennen/gebruiken

Slide 6 - Tekstslide

Standpunt
Lotte: “Het schoolfeest moet in een echte feestlocatie zijn.”

Sam: “Het schoolfeest moet in de gymzaal blijven.”

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijke
Argumenten
Lotte: “Een feestlocatie heeft een betere sfeer en professionele licht- en geluidseffecten.”

Sam: “De gymzaal is dichtbij en iedereen kent de plek, dus het is toegankelijker.”

Slide 8 - Tekstslide

Waarderende argumenten
Lotte: “Ik vind een echte locatie veel specialer. Het maakt het schoolfeest echt een avond om nooit te vergeten.”

Sam: “Ik hou juist van de informele sfeer in de gymzaal. Het voelt gezellig en vertrouwd.”

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatie
Standpunt -> Mening

Onderbouwing met argumenten
(Waarom heb je deze mening?)

Feitelijke argumenten

Waarderende argumenten

Slide 10 - Tekstslide

Argumentatie
structuur
Enkelvoudige argumentatie
één argument

Nevenschikkende argumentatie
Meerdere argumenten

Onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige
argumentatie
Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."


Slide 12 - Tekstslide

Enkelvoudige
argumentatie
Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

Want

Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."


Slide 13 - Tekstslide

Enkelvoudige
argumentatie
Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."

Daarom:

Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

Slide 14 - Tekstslide

Nevenschikkende
argumentatie
Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."

Argument: "Bovendien helpt groente bij een goede spijsvertering door de vezels die erin zitten."


Slide 15 - Tekstslide

Nevenschikkende
argumentatie
Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

En

Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."

En

Argument: "Bovendien helpt groente bij een goede spijsvertering door de vezels die erin zitten."


Slide 16 - Tekstslide

Onderschikkende
argumentatie
Standpunt: "Het is belangrijk om elke dag groente te eten."

Argument: "Groente bevat veel vitamines die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven."

Subargument: "Zonder voldoende vitamines kun je sneller ziek worden, zoals een verkoudheid of griep."

Subargument is dus de onderbouwing.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • Argumentatiestructuren Blz. 18 -
Opdracht. 2

Hoe? Per boek/schrift

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:
  • Argumentatiestructuren Blz. 18 - Opdracht. 1
  • Boek lezen

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken

Slide 19 - Tekstslide

Je kan nu:
  • Het verschil benoemen tussen waarderend en feitelijke argumenten
  • Verschillende argumentatiestructuur benoemen/gebruiken


Op schaal van één tot vijf, hoe goed denk jij het leerdoel te hebben behaald. Eén betekent helemaal niet. Bij vijf beheers je de leerstof perfect!

Slide 20 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Kan jij één ding benoemen, die je nog niet wist, maar vandaag hebt geleerd?

Slide 21 - Tekstslide

De volgende les:

Slide 22 - Tekstslide