Spelling en grammatica 4.4 - 3 kader

GRAMMATICA & SPELLING 4.4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

GRAMMATICA & SPELLING 4.4

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning:
- Uitleg theorie + oefeningen
- Maak opdrachten van 4.4

Lesdoel:
- Je weet wat bijvoeglijk naamwoord is.
- Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en hoe je die moet schrijven.
- Je weet hoe je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van
een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 3 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld
de rode schoen, het lange haar, een groot raam

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Hij heeft de juiste oplossing.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Hij schrok van het hoge bedrag.

Slide 6 - Open vraag

Geef een voorbeeld van
een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 7 - Woordweb

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op 'en'.
De ring is van goud. --> Het is een gouden ring.
De broek is van katoen. --> Het is een katoenen broek.

Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.
De tas is van plastic. --> Het is een plastic tas.
Het shirt is van nylon. --> Het is een nylon shirt.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

hout – In de tuin staat een … schuurtje.
A
hout
B
houte
C
houten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

zijde – Zij draag een … bloesje.
A
zijde
B
zijden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

wol – Die … jas is lekker warm.
A
wol
B
wollen
C
wolle

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

kunststof – Het huis heeft … kozijnen.
A
kunststof
B
kunststoffe
C
kunststoffen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

katoen – Een … T-shirt is lekker in de zomer.
A
katoen
B
katoene
C
katoenen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

plastic – Je moet betalen voor een … tasje.
A
plastic
B
plastice
C
plasticen

Slide 14 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Het eten is aangebrand. --> Het aangebrande eten.
Het kind is gered. --> Het geredde kind.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

De weg is verbreed. --> De verbrede weg.
Die sokken zijn gekrompen. --> De gekrompen sokken. 

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

het (verbouwen) huis

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

het (bederven) vlees

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

het (vergroten) kantoor

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

het (stranden) schip

Slide 20 - Open vraag

Lesplanning:
- Maak van 4.4, opdr. 5 t/m 8 (blz. 138) = huiswerk morgen
- Klaar? --> Laat je opdrachten aan mij zien

Lesdoel:
- Je weet wat bijvoeglijk naamwoord is.
- Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en hoe je die moet schrijven.
- Je weet hoe je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

Slide 21 - Tekstslide