Spelling en formuleren - terugblik

(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 1 - Quizvraag

Aan elkaar of los:
A
rode wijn glazen
B
rode wijnglazen
C
rodewijnglazen

Slide 2 - Quizvraag

Onze leraar ….. iedere dag naar school.
A
joggt
B
joggd
C
jogt
D
jogd

Slide 3 - Quizvraag

Aan elkaar of los:
A
gala avond
B
galaavond
C
gala-avond

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin is de persoonsvorm goed gespeld?
A
Tante Joke verstaptte zich tijdens het traplopen.
B
Joris deelde mijn mening niet.
C
Anne promoote haar zelfgemaakte cd´s.
D
Ik vergrote mijn kans op het kampioenschap.

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in: Het meisje ... daar loopt, is aardig.

Slide 6 - Open vraag

Bij het mentorgesprek ... de leraar Hannah met zittenblijven als haar cijfers niet verbeteren.
A
confronteren
B
confronteerde
C
confronteerden
D
confronteer

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Een aantal leerlingen gaat naar de rector.
B
Een aantal leerlingen gaan naar de rector.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is het voltooid deelwoord goed gespeld?
A
Het hout is opgebrand.
B
Het hout is opgebrandt.

Slide 9 - Quizvraag

Vul in: Het leukste ... ik ooit gedaan heb, is skydiven.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 10 - Quizvraag

Afgelopen weken ... we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste woord in: Dit soort mensen ... (hebben) geen recht van spreken.

Slide 12 - Open vraag

Het ... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurdde
C
gebeurdt
D
gebeurt

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
oud voetballer
B
oudvoetballer
C
oud-voetballer

Slide 14 - Quizvraag

De docent ... ons op onze kennis van werkwoordspelling.
A
beoordeeld
B
beoordeelt

Slide 15 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: Ik ... (vinden) dat hij eerlijk moet zijn.

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: De jongens ... (stoten) gisteren de vaas van de tafel.

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: De behoefte om een sigaret te roken ... (verminderen) met een nicotinepleister.

Slide 18 - Open vraag

De film wordt door de pers ... (bejubelen).
A
bejubelt
B
bejubeld

Slide 19 - Quizvraag