VWO 4 - ch. 3: regelmatige ww op -ir, boire, connaître, devoir, recevoir

regelmatige ww op -ir 
(+ boire, connaître, devoir, recevoir)

VWO 4 - Libre Service, chapitre 3
(grammaire II)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

regelmatige ww op -ir 
(+ boire, connaître, devoir, recevoir)

VWO 4 - Libre Service, chapitre 3
(grammaire II)

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de regelmatige- en onregelmatige werkwoorden naar het juiste vakje...!
regelmatig werkwoord
onregelmatig werkwoord
finir
connaître
grandir
boire
choisir
devoir
réagir
réussir
recevoir

Slide 2 - Sleepvraag

Het regelmatig ww op -ir
Présent
Passé composé
Imparfait
Futur
Conditionnel (futur du passé)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de stam van een regelmatig werkwoord?

Slide 4 - Open vraag

Présent: 
combineer de juiste uitgangen achter de stam!
Je fin
Tu fin
il / elle / on fin
Nous fin
Vous fin
Ils / elles fin
issez
is
it
is
issent
issons

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is het volt.dw. van finir ?

Slide 6 - Open vraag

Hoe maak je een imparfait in het Frans?
A
de nousvorm - ons + uitgangen
B
de nousvorm + uitgangen
C
stam + uitgangen
D
de vousvorm + uitgangen

Slide 7 - Quizvraag

noteer hier één voor één de uitgangen van de imparfait

Slide 8 - Woordweb

De futur en conditionnel zijn beide...
A
toekomende tijden
B
verleden tijden

Slide 9 - Quizvraag

Zowel de futur als de conditionnel maak je in het Frans met...
A
de stam
B
het infinitief

Slide 10 - Quizvraag

noteer hier één voor één de uitgangen van de futur

Slide 11 - Woordweb

En dan nu...
een paar quizvragen!

Slide 12 - Tekstslide

'tu réussissais' is grammaticaal correct
A
oui
B
non

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: ik beëindigde
A
je finais
B
je finirai
C
je finissais
D
j'ai fini

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: wij kiezen
A
vous choisissez
B
nous choississons
C
nous choisissions
D
nous choisissons

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal: wij moeten

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: hij zal reageren
A
il réagit
B
il réagisa
C
il réagira
D
il réagirait

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal: ik heb gekozen

Slide 18 - Open vraag

Et maintenant...
faites exercices 18B + 18C dans le livre

Slide 19 - Tekstslide