5.3 Belasting op winkelen

Vandaag
  • Aanwezig? Spullen bij je (boek, pen en rekenmachine?)
  • Korte herhaling.
  • Test je kennis van 5.1 en 5.2
  • Uitleg 5.3
  • Lezen en maken van opdrachten 5.3
en bladzijde 46. 
  • Nakijken van gemaakte paragraaf met andere kleur pen.

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Aanwezig? Spullen bij je (boek, pen en rekenmachine?)
  • Korte herhaling.
  • Test je kennis van 5.1 en 5.2
  • Uitleg 5.3
  • Lezen en maken van opdrachten 5.3
en bladzijde 46. 
  • Nakijken van gemaakte paragraaf met andere kleur pen.

Slide 1 - Tekstslide

Terug blik
Waar ging paragaaf 5.1 over?
  • Marketing
  • Vraag & aanbod
  • markten

Waar ging paragraaf 5.2 over? 
  • Inkoopprijs
  • Brutowinstopslag
  • Berekenen verkoopprijs
  • Afzet en omzet
  • Berekenen omzet

Slide 2 - Tekstslide

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs. ( Dit is nog niet de prijs waar tegen we hem verkopen.. )

Slide 3 - Tekstslide

Brutowinstopslag 

Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag. 
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.
Stel je voor:
Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, bied je de eettafel in jouw winkel te koop aan voor €1.500.

Slide 4 - Tekstslide

5.2 Wat wordt de prijs? 
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 5 - Tekstslide

Is er sprake van vraag of aanbod?

In de reclamefolder staan veel producten voor een lagere prijs.
A
vraag
B
aanbod

Slide 6 - Quizvraag

Is er sprake van vraag of aanbod?

Ozam wilt een nieuwe Iphone
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Verkoopprijs=...
A
Winst x Verlies
B
Verkoopprijs - Afzet
C
Brutowinst opslag x Verlies
D
Inkoopprijs + Brutowinst opslag

Slide 10 - Quizvraag

We willen t-shirts verkopen, deze kopen we in voor 4 euro. We gebruiken een brutowinstmarge van 80%. Wat word de verkoopprijs?

Slide 11 - Open vraag

Mevrouw Schreven verkoopt in een week 290 bossen bloemen.
Ze rekent uit dat de opbrengst daarvan € 1.500,00 is.
Zelf heeft ze voor de bloembollen € 650,00 betaald.
 
Zet de juiste waarde bij de begrippen

Omzet

Afzet

Inkoopwaarde
€ 1500,00
€ 650,00
290

Slide 12 - Sleepvraag

Karin koopt een bank in voor 470 euro.
Ze berekent een brutowinstopslag van 60%
Bereken haar verkoopprijs

Slide 13 - Open vraag

Karin verkoopt 12 banken met een verkoopprijs van 740 euro.
Bereken haar omzet.

Slide 14 - Open vraag

Jacob verkoopt games, de inkoopprijs is 35 euro. De brutowinstopslag is 60%. Bereken de verkoopprijs.

Slide 15 - Open vraag

5.3 Belasting op winkelen?
Aan het einde van de les weet je..
..wat btw is.
..het verschil tussen het hoge btw tarief en het lage btw tarief.
..wat de consumentenprijs is.
.. kun je de consumentenprijs berekenen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

9%

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Lezen van de teksten en maken:
 paragraaf 5.3 en blz 46.

Nakijken van paragraaf 5.2 met andere kleur pen.




Eerst lezen dan de vragen maken
Snap je een vraag niet.. lees dan de tekst en de opdracht opnieuw.
Als je er dan niet uitkomt ga je eerst de volgende opdracht maken.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide