Toetsbespreking V5 ges T3 2021

Toetsbespreking T3
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toetsbespreking T3
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.

Slide 1 - Tekstslide

toelichting op het nakijken
een V betekent dat er iets ontbreekt

ja en..., want...., dus.., er is geen afdoende toelichting gegeven (zie soms commentaar docent)

een punt met een golfje ervoor wil zeggen dat het een twijfel antwoord is dat op het examen fout gerekend zal worden

Alleen de punten voor de opgave moet je optellen!

Slide 2 - Tekstslide

vraag 1          max. 2p
1. Willem III koning Engeland - 1689 TV6
2. Begin Franse Revolutie - 1789 TV7
3. Nederlandse Opstand - 1585 TV5
4. Filips II aantreden - 1558 TV5
5. Lodewijk XIV - 1661 TV6
6. Verlicht absoluut vorst Frederik II - 1738 TV7
4, 3, 5, 1, 6, 2

Slide 3 - Tekstslide

VRAAG 2        max. 2p
De opvatting van het Habsburgse bewind over de invloed van Willem Oranje blijkt uit deze bron omdat ze hem dringend verzoeken zijn eed van trouw te vernieuwen. De laatste zin is: "Ik verzoek u dringend de eed onmiddelijk schriftelijk te hernieuwen en gehoor te heven aan het bevel van Zijne Majesteit en daarmee de weg te wijzen aan minde hooggeplaatste mensen". Hieruit blijkt dat ze denken dat als Willem van Oranje de eed vernieuwt, dat velen hem zullen volgen. Ze zijn ook bang dat als hij dat niet doet, mensen misschien niet hun eed van trouw opnieuw willen afleggen, daarom wordt het hem ook zo dringend verzocht.

Slide 4 - Tekstslide

vraag 3        max 4p
- het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat past bij de bron, omdat er tijdens het conflict de unie van utrecht is opgericht na scheiding van het zuidelijke deel van de Nederlanden en de unie van utrecht verovert Brabant nu terug en 
- het ka de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzich van de Nederlandse republiek past bij de bron, omdat er wordt genoemd dat de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden in onderling overleg iets hebben besloten en daarmee dus wordt aangetoond dat de Republiek een republiek is en dat het besluit dus niet is genomen door 1 (absoluut) heerser.

Slide 5 - Tekstslide

vraag 4    max 4p
1. de bijzondere positie van de republiek, komt naar voren in het stukje dat hij handel drijft met een zweedse handelsmaatschappij, in de 17e eeuw was de Republiek het handelspunt van Europa.
2. de sturcturele verandering is te zien aan: dat er steeds meer wereldhandel is en de hij handelskapitalistischer word, in de loop van zijn leven bloeit de wereld economie op. (juiste 2e deel: zijn handelscontacten in Zweden/internationaal handelaar op de stapelmarkt)

Slide 6 - Tekstslide

vraag 5          max 2p
Een absoluut vorst hoort bij de regeringsvorm "absolutisme". Absolutisme is een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en zelf boven de wet staat. Om als hoogste macht te blijven, benoemd hij geen persoon van adel tot minister, als hij dat wel had gedaan, dan had diegene, van adel, ook veel macht. Dit wilde koning Lodewijk XIV niet, aangezien hij alle macht wilt blijven hebben. Dit benoemingsbeleid past dus bij een absoluut vorst uit die tijd, omdat de absoluut vorst alle macht wilt blijven houden. 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 6     max 2p
Op de bron zie je Willem III tot stadhouder beedigd worden. De burgercultuur is te herkennen aan dat er geen onderdrukkende koning in de buurt is, maar dat de burgers zonder onderdrukkende koning vrij kunnen zijn. In de bron kun je zien dat er geen koning is maar dat de Staten Generaal Willem III beedigd, daaruit wordt duidelijk dat het land door het volk bestuurd wordt en niet door een onderdrukkende koning, deze prent past dus beter bij de burgercultuur. 

Slide 8 - Tekstslide

vraag 7       max 2p
Dit is kenmerkend voor de wetenschappelijke revolutie, omdat Herman Boerhaave nadacht over de leerstellingen van Epircus, Thomas Hobbees en Spinoza. Hij nam ze niet zomaar over. Hij dacht er over na, en na onderzoek durfde hij de stellingen zelf aan te vallen. Hij durfde anders te denken. 

Slide 9 - Tekstslide

vraag 8 Max 2p
Deisme past bij de Verlichting, omdat er in dit geloof een nieuwe denkwijze was ontstaan: God had de wereld geschapen, maar had er daarna geen invloed meer op. Ze gingen de natuurlijke verschijnselen dus niet vanuit God verklaren, maar door zelf onderzoek te doen en verklaringen te geven waarom iets gebeurt, dit past dus bij de Verlichting (want mensen gingen in deze tijd verschijnselen dus rationeel benaderen en gingen niet meer uit van geloof).

Slide 10 - Tekstslide

vraag 9     max 2p
Het idee dat Verlichte vorsten niet overnamen, is dat iedereen gelijk aan elkaar moest zijn. Dit is namelijk juist niet wat de verlichte vorsten wilden, ze waren bereid om de belangen van het volk voorop te stellen, maar het volk mocht zelf geen enkele inspraak hebben. Het verlichte idee dat iedereen gelijk aan elkaar moest zijn, werd door verlichte vorsten dus niet overgenomen.

Slide 11 - Tekstslide

vraag 10     max 3p
4- fase 1 , want het begin van de Franse revolutie was de bestorming van de Bastille. Het kan zijn dat Barras hier per ongeluk bij betrokken raakte omdat het heel snel gebeurde. Het volk dat in opstand kwam voelde zich achtergesteld door de Franse koning, hij gaf alleen privileges aan de eerste en tweede stand, maar de derde stand had er niks over te zeggen. Ze waren hier klaar mee en kwamen in opstand, dit begon dus bij de bestorming van de Bastille.

2- fase 2, want tijdens de tweede fase hadden de radicalen onder leiding van robespierre de macht overgenomen. Robespierre werd toen gearresteerd en onthoofd. NA zijn onthoofding stopte de terreur.

1 - fase 3, want na de onthoofding van Robespierre was het nog steeds onrustig in Frankrijk. Er waren in de derde fase van de revolutie namelijk 5 directeuren allemaal 1 jaar lang de baas. Dit is de laatste fase.
De overname van Napoleon hoort niet meer bij een fase van de revolutie, dit was hierna.

Slide 12 - Tekstslide

vraag 11    max 1p (2p bonus)
-zijn standpunt over abolitionsime is dat Abolitionisme goed is, volgens hem is namelijk slavernij niet goed voor de economie. dit is te zien aan: 'Werk dat door slaven wordt gedaan, is uiteindelijk het duurst,'.
-zijn politiek storming is liberaal, want hij denkt voornamelijk aan de economie, dit is te zien aan: 'iemand die zelf geen eigendom kan verwerven heeft geen ander belang dan zoveel mogelijk te eten en zomin mogelijk te werken.'

Slide 13 - Tekstslide

vraag 12  deel 1  max 2p
-Er zijn twijfels over of het dagboek van John Stedman over zijn tijd in suriname een betrouwbare historische bron is over het leven in de achttiende-eeuwse suriname. Dit is omdat voor het boek officieel is uitgegeven het is aangepast door Stedman zijn britse uitgever, iemand die zelf nooit in Suriname is geweest, dus daar geen ervaring van heeft en hij kan stukken erger of minder erg hebben gemaakt. 
-Ook was John zelf een soldaat en geen slaaf, het boek geeft dus wel een goede blik over het leven in de achttiende-eeuwse suriname als bevoorrechte soldaat, niet als benadeelte slaaf. Het is daarom niet betrouwbaar als bron over het leven in achttiende eeuws Suriname.

Slide 14 - Tekstslide

vraag 12 deel 2   max 2p
-Een motief van de uitgever om de liefdesrelatie van John en Joanna te schrappen zou kunnen zijn dat het in die tijd niet was toegestaan om met een slavin een liefdesrelatie aan te gaan. Het kan ook zijn dat als dit boek vooral over de horror op de plantages zou moeten vertellen dit onderdeel zou laten zien dat er ook mooie dingen waren en het daarom te positief werd neergezet.

Slide 15 - Tekstslide