NN 1HV - Fictie - paragraaf 2 Personages en Perspectief

  •  Je leert het verschil tussen een ik-perspectief,  hij/zij-perspectief en wisselend perspectief
  • Je leert over hoofdpersonen en bijfiguren
  • Je leert wat het verschil is tussen inleven en meeleven
Lesdoelen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  •  Je leert het verschil tussen een ik-perspectief,  hij/zij-perspectief en wisselend perspectief
  • Je leert over hoofdpersonen en bijfiguren
  • Je leert wat het verschil is tussen inleven en meeleven
Lesdoelen

Slide 1 - Tekstslide




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier

          /                       \               






  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te komen 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Niet-realistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 2 - Tekstslide


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 4 - Quizvraag

Personages
Alle personen die een rol spelen in het verhaal zijn personages. Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon.
Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben. De overige personages zijn bijfiguren

Slide 5 - Tekstslide

Uiterlijk
Alles wat je aan de buitenkant kunt zien.

  • leeftijd, lichaamsbouw, haarkleur, kleding
  • gedrag: betrouwbaar-onbetrouwbaar, chaotisch-precies, extravert-introvert
  • relatie tot andere personages: broer-zus, minnaar-minnares, schurk-held

Slide 6 - Tekstslide

Innerlijk
Alle gedachten en gevoelens,
juist de dingen die je niet aan de buitenkant kunt zien. 
Door de beschrijving van het innerlijk leer je het personage kennen.
Je begrijpt zo ook het gedrag van het personage beter.

Slide 7 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.

Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 8 - Tekstslide

Perspectieven
  • Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
  • Hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • Wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.

Slide 9 - Tekstslide

Lees deze tekst...
Rik kwam als laatste de kamer binnen. Julia wiegde zachtjes op en neer in de hoek, maar zei niets. 'Wat is hier gebeurd?', vroeg Rik. Hij moet zich vast radeloos hebben gevoeld. Het was te zien aan zijn gezicht. Merel had Rik altijd een mooie jongen gevonden, maar nu was alle onschuld uit zijn gezicht verdwenen. 'Julia heeft het gezien. Ze is.. onaanspreekbaar'. Merel zag de ogen van Rik hangen. Ze had het met hem te doen. Al zolang ze samen in de kleuterklas zaten had hij Julia kunnen beschermen, maar nu had hij gefaald. Merel kon zich niet voorstellen hoeveel pijn dat hem deed.

Bij wie ligt het perspectief? Vul in op de volgende dia >>>

Slide 10 - Tekstslide

Bij wie ligt het perspectief in het verhaal op de vorige dia?
A
Rik
B
Julia
C
Merel

Slide 11 - Quizvraag

Het antwoord
Rik kwam als laatste de kamer binnen. Julia wiegde zachtjes op en neer in de hoek, maar zei niets. 'Wat is hier gebeurd?', vroeg Rik. Hij moet zich vast radeloos hebben gevoeld. Het was te zien aan zijn gezicht. Merel had Rik altijd een mooie jongen gevonden, maar nu was alle onschuld uit zijn gezicht verdwenen. 'Julia heeft het gezien. Ze is.. onaanspreekbaar'. Merel zag de ogen van Rik hangen. Ze had het met hem te doen. Al zolang ze samen in de kleuterklas zaten had hij Julia kunnen beschermen, maar nu had hij gefaald. Merel kon zich niet voorstellen hoeveel pijn dat hem deed.


Beluister dit audiofragment

Slide 12 - Tekstslide

Beschrijf Rik?
Noem karaktertrekken en uiterlijke kenmerken

Slide 13 - Woordweb

Beschrijf Rik?
Karaktertrekken
  • beschermend
  • kan goed vriendschappen onderhouden (van Julia)
  • compassievol
uiterlijke kenmerken
  • mooie jongen




Slide 14 - Tekstslide

Beschrijf Merel? 
Karaktertrekken gezien door Merel
  • kan zich goed inleven
uiterlijke kenmerken
  • x




Slide 15 - Tekstslide

Lees deze tekst...
Hij zag hoe de man verwonderd naar zijn trui en spijkerbroek keek. Nu pas drong het tot Dolf door dat de ander nog maar een jongeman was. Hij had lange donkere haren, mooie bruine ogen en een gebruinde huid. Hij was gekleed in een groen overkleed met een leren riem om zijn middel, waaraan een schede met een korte dolk hing. Verder droeg hij bruine laarzen en naast hem lag een hoed - eigenlijk een hoog, groen dopje. Dolf vond dat hij er heel hip uitzag, als een wat vreemd uitgedoste student van de Amsterdamse universiteit.

Bij wie ligt het perspectief in dit verhaal? Hoe heet dat perspectief? Vul in op de volgende dia >>>

Slide 16 - Tekstslide

Bij wie ligt het perspectief in het vorige verhaal en hoe heet dat perspectief? Leg je antwoord uit. Kijk je antwoord na nadat je het hebt ingestuurd.

Slide 17 - Open vraag

Lees deze tekst...
Hij zag hoe de man verwonderd naar zijn trui en spijkerbroek keek. Nu pas drong het tot Dolf door dat de ander nog maar een jongeman was. Hij had lange donkere haren, mooie bruine ogen en een gebruinde huid. Hij was gekleed in een groen overkleed met een leren riem om zijn middel, waaraan een schede met een korte dolk hing. Verder droeg hij bruine laarzen en naast hem lag een hoed - eigenlijk een hoog, groen dopje. Dolf vond dat hij er heel hip uitzag, als een wat vreemd uitgedoste student van de Amsterdamse universiteit.

Beschrijf de jongeman. >>>

Slide 18 - Tekstslide

Beschrijf de jongeman.

Slide 19 - Open vraag

Lees deze tekst...
‘Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.

Bij wie ligt het perspectief in dit verhaal? Hoe heet dat perspectief? Vul in op de volgende dia >>>

Slide 20 - Tekstslide

Bij wie ligt het perspectief in het vorige verhaal en hoe heet dat perspectief? Leg je antwoord uit. Kijk je antwoord na nadat je het hebt ingestuurd.

Slide 21 - Open vraag

meeleven of inleven

Slide 22 - Tekstslide

In een verhaal komt Hugo Kotsbos voor die vertelt over zijn avonturen op school. Kan jij je voorstellen dat hij van zijn achternaam baalt?
010

Slide 23 - Poll

Hoe goed kun jij je inleven in (hoofd)personages uit boeken/series/games?
Niet goed
Een beetje
Goed
Heel goed
TE goed (te meelevend)

Slide 24 - Poll

0

Slide 25 - Video

Kon jij je inleven tijdens dit fragment?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Waarom kon je je wel of niet inleven?

Slide 27 - Open vraag

Inleven in een verhaal betekent...
A
Dat je de hoofdpersoon herkent.
B
Dat je de situaties waarin de hoofdpersoon zich bevindt, herkent.
C
Dat je hoopt dat het goed gaat met de hoofdpersoon.
D
Dat je je kunt voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.

Slide 28 - Quizvraag

Kun je je beter inleven in de hoofdpersoon of in de bijpersoon?
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon

Slide 29 - Quizvraag

Waarom kun je je beter inleven in een hoofdpersoon dan in een bijpersoon?

Slide 30 - Open vraag

Een schrijver maakt een personage...

  • sympathiek: je gaat meeleven met een verhaalpersoon,  je gaat persoon aardig vinden

  • onsympathiek: je krijgt een hekel aan een personage

Slide 31 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer.
Je vindt het ene personage irritant of juist zielig. 
Dat heeft te maken met meeleven of inleven
Inleven = je kunt je voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt. 
Meeleven = je wilt graag dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld dat hij beter wordt of niet meer wordt gepest

Slide 32 - Tekstslide

Als je wilt dat het goed gaat met iemand kun je (je)
A
inleven
B
meeleven

Slide 33 - Quizvraag