3 mavo - les 4 - ontleden woordsoorten en zinsdelen

GPW
Grammatica:
H1 + H3 (zinsdelen - blz 27 en 103)
H4 + H5 (woordsoorten - blz 141 en 179)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GPW
Grammatica:
H1 + H3 (zinsdelen - blz 27 en 103)
H4 + H5 (woordsoorten - blz 141 en 179)

Slide 1 - Tekstslide

les 4
Grammatica H5 woordsoorten - blz 179

Slide 2 - Tekstslide

les 4
nakijken les 3
stukje theorie
maken opdracht in lessonup
maken opdracht in break out rooms
huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

nakijken les 3
Opdracht 4
1 maar
2 terwijl
3 Zodra
4 want
5 Doordat
6 of

Slide 4 - Tekstslide

nakijken les 3
Opdracht 5
1 Mariam opende het bestand, nadat ze het had gescand.
2 Hoewel Dagmar veel had getraind, heeft ze de marathon niet uitgelopen.
3 Omdat de lerares Peter op een foutje wees, was hij op zijn teentjes getrapt. / Toen de lerares Peter op een foutje wees, was hij op zijn teentjes getrapt.
4 Yorrit pakt nu vast zijn tas in, zodat hij het straks niet hoeft te doen.

Slide 5 - Tekstslide

nakijken les 3
Opdracht 6
1 Grand Canyon = zn
2 stuurde = ww; omdat = vw
3 laatste = tw; mogelijke = bn; grapjas = zn
4 en = vw; gelukt = ww
5 Toen = vw
6 In = vz; terwijl = vw
7 opdat = vw
8 eigenlijk = bw

Slide 6 - Tekstslide

stukje theorie

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
verwijst naar een persoon, kan ow, lv of mw zijn
ik - mij - me
jij - jou - je
hij - hem - hem
etc

Slide 8 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord
geeft een bezit aan
mijn
jouw
zijn
haar, etc

Slide 9 - Tekstslide

vragend voornaamwoord
verwijst naar een persoon of ding
wie
wat 
welke 
wat voor een

Slide 10 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
wijst iets aan
deze computer/die computer
dit kind/dat kind
zulke/dergelijke dingen
zo'n feest

Slide 11 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord
verwijst terug naar een woord of zin
die: de jongen die daar loop
wie: hij is de enige wie een voldoende had
dat: het meisje dat daar loopt
wat: dat is het liefste wat je ooit gedaan hebt

Slide 12 - Tekstslide

maken opdracht in lessonup
Opdracht 2 + 3 (blz 180)

Slide 13 - Tekstslide

Britney heeft vandaag haar drumles afgezegd , omdat ze hoofdpijn had.
wat is 'haar'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Britney heeft vandaag haar drumles afgezegd , omdat ze hoofdpijn had.
wat is 'ze'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Mijn zusje heeft heerlijk geslapen, maar ik heb geen oog dichtgedaan.
wat is 'mijn'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Mijn zusje heeft heerlijk geslapen, maar ik heb geen oog dichtgedaan.
wat is 'ik'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Welk dekseltje past op dit potje?
wat is 'welk'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welk dekseltje past op dit potje?
wat is 'dit'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

'Nog één zo'n opmerking en je kunt vertrekken!' riep onze trainer boos.
wat is 'zo'n'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

'Nog één zo'n opmerking en je kunt vertrekken!' riep onze trainer boos.
wat is 'je'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag

'Nog één zo'n opmerking en je kunt vertrekken!' riep onze trainer boos.
wat is 'onze'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Nadat zijn mobieltje in de wc gevallen was, moest Cian het weggooien.
wat is 'zijn'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Nadat zijn mobieltje in de wc gevallen was, moest Cian het weggooien.
wat is 'het'?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag

betrekkelijk voornaamwoord
Geef in de volgende zinnen aan welk woord een betrekkelijk voornaamwoord is.

Slide 25 - Tekstslide

De scheidsrechter keurde het laatste doelpunt dat Jur maakte af.

Slide 26 - Open vraag

De wielrenner ontkende zijn dopinggebruik, wat iedereen al verwachtte.

Slide 27 - Open vraag

Sylvia, die columns schrijft, gaat nu ook een boek schrijven.

Slide 28 - Open vraag

Dit was een van de moeilijkste beslissingen die de arts in zijn loopbaan genomen had.

Slide 29 - Open vraag

De journalist wie de zanger zijn verhaal vertelde, maakte ijverig aantekeningen.

Slide 30 - Open vraag

maken opdracht in groepjes
 maak nu opdracht 4 + 5 (blz 180/181) + test via NN

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
 alles wat tijdens de les niet gelukt is 
(4 + 5 (blz 180/181) + test via NN)

Slide 32 - Tekstslide