2204014 Formuleren/spelling H4

Welkom Hv1b!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom Hv1b!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Aan het eind van deze les kan ik verwijswoorden juist gebruiken.


  2. Aan het eind van de les kan ik meervouden die eindigen op   -s correct schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden H4
Wat vind je van de onderstaande tekst?
Mo ging naar de tandarts. Bij de tandarts vroeg de assistente aan Mo of Mo zijn tanden goed gepoetst had. Mo zei tegen de assistente dat Mo zijn tanden goed had gepoetst. De assistente gaf Mo een complimentje en vroeg vervolgens of Mo gaatjes heeft. Mo zei tegen de assistente dat Mo geen gaatjes denkt te hebben. 

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden H4
Wat vind je van de onderstaande tekst?
Bij mijn ouders thuis staat een heel oude kast. Deze kast is niet alleen heel oud, maar deze kast is ook magisch. Op sommige momenten heeft de kast geen achterkant en kan je doorlopen naar een andere wereld. Mijn ouders twijfelen of ze de kast willen houden. Ik heb gezegd dat ze de kast niet weg mogen doen, maar ze geloven mij niet als ik zeg dat de kast bijzonder is.

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden H4

Slide 5 - Tekstslide

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden. Waar verwijs 'haar' naar?

Slide 6 - Open vraag

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
Waar verwijs 'zijn' naar?

Slide 7 - Open vraag

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten.
Waar verwijs 'het' naar?

Slide 8 - Open vraag

Welk verwijswoord hoort er in de volgende zin?

Omdat de school minder geld krijgt, neemt .... minder studenten aan.
A
het
B
ze
C
hij
D
die

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen

  1. Aan het eind van deze les kan ik verwijswoorden juist gebruiken.


  2. Aan het eind van de les kan ik meervouden die eindigen op  -s correct schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het meervoud van zee?
A
zees
B
zeeën
C
zeën
D
zeeen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bacterie?
A
bacteries
B
bacterieën
C
bacteriën

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van knie?
A
knies
B
knieën
C
kniën

Slide 13 - Quizvraag

Meervouden op -s H4
Regels meervoud op -s:

Schrijf een –s achter het enkelvoud: egel – egels, tante – tantes

Schrijf een –’s achter het enkelvoud:
- Bij woorden op –a, -i, -o, -u of –y    lama – lama’s, baby – baby’s
- Bij afkortingen                                         wc – wc’s, tv – tv’s

Slide 14 - Tekstslide

Meervouden op -s H4
Let op

Bij twee of drie klinkers die samen één klank vormen schrijf je de –s aan het woord vast.
Spray – sprays, cowboy – cowboys, cadeau – cadeaus

Maar: radio’s, want i-o klinkt niet samen als één klank. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het meervoud van horloge?
A
horloges
B
horloge's
C
horlogen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van ski?
A
skis
B
ski's

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van EK?
A
EKs
B
EK's
C
EKen
D
EK'en

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van niveau?
A
niveaus
B
niveau's

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag:
H4 formuleren (blz. 129): opdracht 1, 2 en 3.
H4 spelling (blz. 130): opdracht 1, 2 en 3.

Dit is huiswerk voor volgende week donderdag! Maak elke dag een opdracht, dan ben je er maximaal 10 minuten per dag mee bezig. Wacht niet tot de laatste dag!




timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide