Les 1.3

Begin les
  1. Binnenkomen – rustig, niet rennen of drukken 
  2. Aan tafel gaan zitten 
  3. Spullen op tafel – iPad en eventueel boek en rekenmachine
  4. Mobiel in je tas  
  5. Tas op de grond 
  6. Aandacht bij de docent – stil, met gezicht naar docent 

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Begin les
  1. Binnenkomen – rustig, niet rennen of drukken 
  2. Aan tafel gaan zitten 
  3. Spullen op tafel – iPad en eventueel boek en rekenmachine
  4. Mobiel in je tas  
  5. Tas op de grond 
  6. Aandacht bij de docent – stil, met gezicht naar docent 

Slide 1 - Tekstslide

Begin les
  • Ga naar: https://student.lessonup.io of open de app
  • Vul bij 'CODE INVOEREN' de code die op het bord staat in
  • Vul bij 'Hoe heet je?' je echte voornaam in

Slide 2 - Tekstslide

€conomie - Paragraaf 1.2

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
2 minuten
20 minuten
15 minuten
15 minuten
5 minuten
±
±
±
±

Slide 4 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 5 - Tekstslide

Doelen van deze les
Na deze les kun je:
  • het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen
  • de functies van geld noemen
  • het ontstaan van geld beschrijven
  • de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven
  • de verschillende waardes van geld uitleggen

Slide 6 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • uitleggen wat inflatie betekent
  • uitleggen wat koopkracht betekent
  • een procentuele stijging of daling berekenen
  • rekenen met indexcijfers
  • een stijging of daling van de koopkracht berekenen met indexcijfers

Slide 7 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 8 - Tekstslide

Experiment ruil
  • Dit experiment is klassikaal
  • Je krijgt een kaartje met "ik wil ..." → deze houd je het hele experiment
  • Je krijgt een kaartje met een foto van een product → deze ga je ruilen
  • Als je het kaartje met de foto van het product hebt dat op je kaartje met "ik wil ..." staat, ga je zitten

Slide 9 - Tekstslide

Twee soorten ruil
Directe ruil

Slide 10 - Tekstslide

Twee soorten ruil
Indirecte ruil

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kun je betalen?

Slide 12 - Woordweb

Twee soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld

Slide 13 - Tekstslide

Wat kun je doen met geld?

Slide 14 - Woordweb

Functies van geld
Ruilmiddel
Spaarmiddel
Rekenmiddel

Slide 15 - Tekstslide

Waarom is een briefje van € 10 ook echt € 10 waard?

Slide 16 - Open vraag

Fiduciair geld
  • We hebben het afgesproken
  • Het is in de wet vastgelegd
    (wettig betaalmiddel)
  • Verschil extrinsieke waarde
    (waarde in de economie)
    en intrinsieke waarde
    (waarde van het materiaal)

Slide 17 - Tekstslide

Maar waarom konden we 10 jaar geleden dan voor € 10 bijna 17 bolletjes Van Der Poel ijs kopen (€ 0,60 per bolletje) en nu nog maar 9 (€ 1,10 per bolletje)?

Slide 18 - Open vraag

Koopkracht & Inflatie
  • € 10 blijft € 10 waard
  • Maar de hoeveelheid producten die je ervoor kunt kopen (koopkracht) kan dalen
  • Dit kan onder andere komen door een stijging van het gemiddeld prijspeil (inflatie)

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met inflatie
  • Procentuele verandering
    → (nieuw - oud) ÷ oud x 100
  • Indexcijfers
    → nieuw getal ÷ getal basisjaar x 100
  • Rond af op 1 decimaal

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen met inflatie - voorbeeld
  • In 2015 kostte een reep chocola € 0,69. In 2016 was dit € 0,74. 
  • Bereken de procentuele verandering.
  • (nieuw - oud) ÷ oud x 100
  • (0,74 - 0,69) ÷ 0,69 x 100 = 7,2%

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met inflatie - voorbeeld
  • In 2015 kostte een reep chocola € 0,69. In 2016 was dit € 0,74. 
  • Bereken het indexcijfer voor 2016 als 2015 het basisjaar is.
  • nieuw getal ÷ getal basisjaar x 100 
  • 0,74 ÷ 0,69 x 100 = 107,2

Slide 22 - Tekstslide

Rekenen met koopkracht
Koopkracht (reëel inkomen) hangt af van:
  • Inkomen (nominaal inkomen)
  • Inflatie 

  • Formule (met indexcijfers):
    reëel inkomen = nominaal inkomen ÷ inflatie x 100
    ric = nic ÷ pic x 100

Slide 23 - Tekstslide

Rekenen met koopkracht - voorbeeld
  • Ten opzichte van 2017 is het inkomen in een land met gemiddeld 2% toegenomen in 2018. De inflatie in 2018 is 2,3%. Bereken het reëel indexcijfer in 2018. Is dit een stijging of daling?
  • ric = nic ÷ pic x 100
  • ric = 102 ÷ 102,3 x 100 = 99,7
  • Dit is een daling (want < 100)

Slide 24 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

Stiltekwartier
Werk volgens de studiewijzer
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 27 - Tekstslide

Werken
Werk volgens de studiewijzer

Slide 28 - Tekstslide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Toepassing
5. Afsluiting

Slide 29 - Tekstslide

Directe ruil
Indirecte ruil
Banaan voor een appel
Banaan kopen bij AH
Boekenbon voor een boek
Kleding met korting bij H&M

Slide 30 - Sleepvraag

Chartaal geld
Giraal geld
Contactloos betalen
Betalen met euromunten
Betalen met creditcard
Betalen met een cheque

Slide 31 - Sleepvraag

Waarom kunnen we zeggen dat ons geld fiduciair is?
A
We hebben vooral giraal geld
B
Het is een wettig betaalmiddel
C
Het is indirecte ruil
D
We hebben het zo afgesproken

Slide 32 - Quizvraag

In 2016 kostte een frikandelbroodje € 0,99. In 2018
€ 1,09. Bereken de procentuele stijging van de prijs.

Slide 33 - Open vraag

In 2016 kostte een frikandelbroodje € 0,99. In 2018
€ 1,09. Bereken het indexcijfer voor 2018 met 2016 als basisjaar.

Slide 34 - Open vraag

Het inkomen in een land is met gemiddeld 1,5% toegenomen in 2018. De inflatie in 2018 is 1,3%. Bereken het reëel indexcijfer in 2018.

Slide 35 - Open vraag