Les Nederlands over wie, die en dat

Welkom

  • Woordsoorten bij wie
  • Woordsoorten bij die 
  • Woordsoorten bij dat



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Welkom

  • Woordsoorten bij wie
  • Woordsoorten bij die 
  • Woordsoorten bij dat



Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten bij wie

  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr.vnw m.i.a.)
  • vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Slide 2 - Tekstslide

Wie als betr.vnw
De oude vrouw van wie ik dit geld heb gekregen, heeft vandaag de loterij gewonnen.


Slide 3 - Tekstslide

Wie als betr.vnw m.i.a.

Wie ademt, is levend.

Wie uitslaapt, is meestal niet moe.

Slide 4 - Tekstslide

Wie als vr.vnw
Wie heeft zijn boeken niet bij zich?

Hij wist niet meer aan wie hij zijn pen had uitgeleend.

Slide 5 - Tekstslide

Welke woordsoort hoort bij de wie?
Ik wist niet meer van wie ik de pen had geleend.
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij de wie?
De docent van wie ik een onvoldoende heb gekregen, is nu ontslagen.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 7 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij de wie?
Wie deze vraag kan oplossen, begrijpt dit onderdeel.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 8 - Quizvraag

Woordsoorten bij die

  • aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) 
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)

Slide 9 - Tekstslide

Die als aanw.vnw

Die pen is van mij.

Die man is mijn oom.

Slide 10 - Tekstslide

Die als betr.vnw

De man die daar zit, is een millionaire.

De vrouw die daar loopt, zag ik gisteren in het museum.





Slide 11 - Tekstslide

Welke woordsoort hoort bij de die?
De vrouw in die auto daar, is mijn tante.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw

Slide 12 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij de die?
De jongen die gevallen is, heeft zijn knie geschaafd.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 13 - Quizvraag

Woordsoorten bij dat

  • aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • onderschikkend voegwoord (os.vgw)

Slide 14 - Tekstslide

Dat als aanw.vnw

Dat huis is erg groot.

Ik vind dat raam te klein.

Slide 15 - Tekstslide

Dat als betr.vnw
Het raam dat erg klein is, wordt vervangen door een groter raam.

Het huis dat daar staat, wordt volgende week gesloopt.



Slide 16 - Tekstslide

Dat als os.vgw

Het is niet fijn dat we weer op school zijn.

Ik vindt het leuk dat de frikandelbroodjes in de aanbieding zijn.


Slide 17 - Tekstslide

Welke woordsoort hoort bij de dat?
Het mens dat de bril droeg, heeft geld aan de daklozen gegeven.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 18 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij de dat?
Dat huisje heeft een erg groot raam
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 19 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij de dat?
Ik vind het slecht dat er volgende week 4 toetsen zijn
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 20 - Quizvraag

Einde



Bedankt voor het luisteren en hopelijk opletten

Slide 21 - Tekstslide