vwo1 theorie h.1 verhalen over mensen


Personen beschrijven


uiterlijk

karaktereigenschappen
kenmerken

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Personen beschrijven


uiterlijk

karaktereigenschappen
kenmerken

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen

  • Je kunt een hoofdpersoon van een boek goed beschrijven;

  • Je weet dat je moet letten op het uiterlijk van de hoofdpersoon, zijn kenmerken en zijn karakter.

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we deze les?

  • Jullie lezen 25 minuten in stilte in jullie leesboek.

  • Jullie luisteren naar een uitleg over het beschrijven van je hoofdpersoon.

  • Jullie beschrijven je hoofdpersoon van je boek met behulp van de theorie.

Slide 3 - Tekstslide



Pak je leesboek en lees de eerste 25 minuten.
timer
25:00

Slide 4 - Tekstslide


De hoofdpersoon van een boek beschrijven

Slide 5 - Tekstslide

hoofdpersonen
De belangrijkste persoon in het verhaal (soms zijn er meer hoofpersonen in een boek).
Deze persoon wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
Deze persoon heeft een belangrijk probleem of een opdracht of een doel.

Slide 6 - Tekstslide


Personen beschrijven


uiterlijk

karaktereigenschappen
kenmerken

Slide 7 - Tekstslide

Personen beschrijven

Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:

1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). 
    het lichaam: mager postuur, normaal postuur, stevig, brede schouders;
    het gezicht: opvallende neus, rimpels, blauwe ogen, kuiltje in de wangen;
    het haar: krullend haar, steil haar, kalend, kort haar; donker haar;
    de kleding: een hoody, een petje, trainingsbroek, spijkerbroek.
     
  • Soms wordt er in een boek veel over het uiterlijk gezegd, soms maar heel weinig.



Slide 8 - Tekstslide

Personen beschrijven

Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:

1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). 
    het lichaam: mager postuur, normaal postuur, stevig, brede schouders;
    het gezicht: opvallende neus, rimpels, blauwe ogen, kuiltje in de wangen;
    het haar: krullend haar, steil haar, kalend, kort haar; donker haar;
    de kleding: een hoody, een petje, trainingsbroek, spijkerbroek.
     
  • Soms wordt er in een boek veel over het uiterlijk gezegd, soms maar heel weinig.



Slide 9 - Tekstslide

Personen beschrijven

2. belangrijke kenmerken zoals:

    de leeftijd van je personage
    de gezondheid van het personage
    de situatie van je personage (op het moment dat je erover leest):
    is het personage arm of rijk?

Deze kenmerken hebben invloed op een personage.
    Denk aan de hoofdpersoon Linus (van mr. Orange)




Slide 10 - Tekstslide

Personen beschrijven

2. belangrijke kenmerken zoals:

    de leeftijd van je personage
    de gezondheid van het personage
    de situatie van je personage (op het moment dat je erover leest):
    is het personage arm of rijk?

Deze kenmerken hebben invloed op een personage.
    Denk aan de hoofdpersoon Linus (van mr. Orange)




Slide 11 - Tekstslide

Personen beschrijven

3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand
    doet, zegt en denkt.


aardig
gemeen
verlegen
vrij
eigenwijs
gehoorzaam
piekert veel
zorgeloos
agressief
zoekt vrede
open, spontaan
gesloten, geremd
snel in paniek
kalm
angstig
dapper
voorzichtig
onvoorzichtig
opvliegend
beheerst zichzelf

Slide 12 - Tekstslide

Personen beschrijven

3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand
    doet, zegt en denkt.


aardig
gemeen
verlegen
vrij
eigenwijs
gehoorzaam
piekert veel
zorgeloos
agressief
zoekt vrede
open, spontaan
gesloten, geremd
snel in paniek
kalm
angstig
dapper
voorzichtig
onvoorzichtig
opvliegend
beheerst zichzelf

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de antwoorden op in je schrift:

Wie is de hoofdpersoon?
Hoe oud is hij/zij?
Hoe ziet hij/zij eruit?
Heeft de hoofdpersoon een probleem (opdracht of doel)?
Wat voor een karakter heeft de hoofdpersoon? Geef een voorbeeld uit het boek.

klaar: lees verder in je boek of maak h.2 Hoofdletters en leestekens blz.42 en verder.

timer
25:00

Slide 14 - Tekstslide

Pak je agenda


Schrijf op bij het huiswerk van dinsdag

  • Maak de beschrijving van je hoofdpersoon af.
  • Gebruik de theorie.

Slide 15 - Tekstslide

Je leeservaring beschrijven.



Slide 16 - Tekstslide

Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het maakt je vrolijk of nieuwsgierig. Wat de hoofdpersoon overkomt maakt je verdrietig of je maakt je ergens boos over. Het verhaal laat je even alles vergeten of verveelt je. Dit is je leeservaring. Die is voor iedereen anders. Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen en uit te leggen.
spannend
saai
laat me meeleven
doet me niets
maakt me nieuwsgierig naar de afloop
is voorspelbaar
laat me alles even vergeten
kan me niet boeien
geheimzinnig
helder
maakt me verdrietig
maakt me vrolijk
veel actie
gebeurt weing in
leest moeilijk
leest makkelijk

Slide 17 - Tekstslide


  • Pak je schrift, je pen en je laptop.

  • Maak in stilte de startopdracht.





verwachtingen

Slide 18 - Tekstslide

  • Maak in stilte de startopdracht 1 t/m 3 hieronder. 
  • Schrijf de antwoorden in je schrift.

startopdrachten
startopdrachten
1. Hoe weet je welke persoon in een verhaal de
    hoofdpersoon is?
2. Hoe weet je of een verhaal niet-realistisch is?
3. Welke rol kan een bijfiguur in een verhaal hebben?

Slide 19 - Tekstslide

Na deze les


  • Weet je welke kenmerken een verhaal (niet-) realistisch maken.

  • Weet je hoe je leeservaring kunt beschrijven.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide


  • We bespreken een deel van de theorie van het hoofdstuk fictie;

  • Ik lees twee fragmenten voor waarbij je de theorie moet gebruiken;


Wat doen we deze les?

Slide 21 - Tekstslide


  • Je luistert geconcentreerd naar de theorie en de verhaalfragmenten.

  • Je denkt actief mee over de vragen die ik stel.





verwachtingen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


Noteer twee dingen die het verhaal realistisch maken.

Slide 24 - Open vraag

bij opdracht 11 ga je je leeservaring beschrijven (wat het boek met je doet).

  • Je denkt terug aan "Het ongemakkelijke...Larsen".
  • Je gebruikt de theorie in je boek (blz. 24) en je gebruikt twee beoordelingswoorden.
  • Leg ook uit waarom je deze woorden vindt passen bij het boek.







Slide 25 - Tekstslide

  • Maak nu de opdrachten 9 t/m 11 op blz. 21, 22, 23 in je leer/werkboek.

  • Klaar: start met opdracht 12.





Slide 26 - Tekstslide

Pak je agenda en noteer het huiswerk:

huiswerk dinsdag: 

Maak de opdrachten van h.1 Fictie af:
opdr. 9 t/m 11 op blz. 21, 22, 23.

Neem je leesboek mee!
huiswerk dinsdag

Slide 27 - Tekstslide


Noteer twee dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 28 - Open vraag

Bijvoorbeeld:

  • Dit verhaal maakt mij nieuwsgierig naar de afloop, want ik ben benieuwd of het Henry gaat lukken om weer wat gelukkiger te worden. Ook vind ik het geheimzinnig wat er voor ergs gebeurd is op de oude school van Henry, wat is HET?






Slide 29 - Tekstslide

In opdracht 12 ga je een nieuwsbericht schrijven dat past bij de gebeurtenissen in 'Mister Orange'.

Het bericht heeft in ieder geval 50 woorden.





Slide 30 - Tekstslide

Maak opdr. 11 en 12 op blz. 24.

Ben je klaar: werk aan opdracht 12b (blz. 25)





Slide 31 - Tekstslide

Personen beschrijven

Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:
1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel veel over
    gezegd, soms maar heel weinig.
2. belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt.


aardig
gemeen
verlegen
vrij
eigenwijs
gehoorzaam
piekert veel
zorgeloos
agressief
zoekt vrede
open, spontaan
gesloten, geremd
snel in paniek
kalm
angstig
dapper
voorzichtig
onvoorzichtig
opvliegend
beheerst zichzelf

Slide 32 - Tekstslide