naamwoordelijk gezegde

Het programma
- het naamwoordelijk gezegde
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het programma
- het naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide


• Alle werkwoorden die samen iets zeggen over het onderwerp vormen het werkwoordelijk gezegde.

De werkwoorden moeten zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.

 


Slide 2 - Tekstslide


De werkwoorden  zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.

bijv. De kapper heeft mijn haar geknipt.


heeft geknipt
heeft = pv. 
heeft geknipt = wwg

Slide 3 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 4 - Tekstslide

6

Slide 5 - Video

01:24
Werkwoordelijk gezegde: iets of iemand doet iets.

Naamwoordelijk gezegde: iets of iemand is iets.

Slide 6 - Tekstslide

05:16
Hij lijkt ziek te zijn.
'zijn' is hier het werkwoord waar het om gaat.
Dat is de kern. 
De kern moet een koppelwerkwoord zijn,
anders kan er geen naamwoordelijk gezegde zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde




Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin en aan het/te. Het belangrijkste werkwoord is een vorm van een koppelwerkwoord. Het naamwoordelijk deel bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het naamwoordelijk deel staat tussen [ ].
werkwoordelijk deel
naamwoordelijkdeel
+

Slide 10 - Tekstslide

01:25
Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig?
A
zijn
B
doen

Slide 11 - Quizvraag

01:24
Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.
A
zijn
B
doen

Slide 12 - Quizvraag

01:24
Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen.
A
zijn
B
doen

Slide 13 - Quizvraag

01:24
Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?
A
zijn
B
doen

Slide 14 - Quizvraag

Noem de zes koppelwerkwoorden

Slide 15 - Open vraag

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag


Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

'Ik ben jarig.'
Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.

Slide 23 - Open vraag

Welk bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord zegt iets over het openbaar vervoer?
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.

Slide 24 - Open vraag

Het naamwoordelijk gezegde is dus:
A
is ideaal
B
is [ideaal]
C
[is] ideaal
D
het openbaar vervoer is [ideaal]

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Slide 26 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Slide 27 - Open vraag

Welk bijvoeglijk naamwoord en/of zelfstandig naamwoord zegt iets over Ruben uit klas 4?
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Slide 28 - Open vraag

Het naamwoordelijk gezegde is dus:
A
schijnt een veelbelovende gamer te zijn
B
[schijnt] een veelbelovende gamer [te zijn]
C
schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn
D
schijnt [een veelbelovende gamer]

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Slide 30 - Open vraag

Kan 'zal' of 'blijven' een koppelwerkwoord zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Slide 32 - Open vraag

Welk bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord zegt iets over een eigen vakantiewoning?
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Slide 33 - Open vraag

Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Slide 34 - Open vraag

Maak oefening 1, 2 en 4 vanaf blz. 59.

Slide 35 - Tekstslide