• Met een weegschaal kun je de massa van een voorwerp of van een hoeveelheid stof bepalen. Je meet de massa in gram (g) of in kilogram (kg). 1 kg = 1000 g.
• Met een maatcilinder kun je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. Het volume is de ruimte die de vloeistof inneemt. Je meet het volume in liter (L) of milliliter (mL). 1 L = 1000 mL.
• Van rechthoekige voorwerpen kun je het volume berekenen:
– Meet de lengte, breedte en hoogte.
– volume = lengte × breedte × hoogte
• Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode:
– Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
– Lees de stand van het water af. Dit is de beginstand.
– Laat het voorwerp in het water zakken. Het voorwerp moet helemaal onder water komen.
– Lees opnieuw de stand van het water af. Dit is de eindstand.
– Reken uit: eindstand − beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.