Klas 4 herhaling H3

Herhalingsquiz H3 verbrandingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhalingsquiz H3 verbrandingen

Slide 1 - Tekstslide

Een verbrandingsreactie is altijd een reactie van een brandstof met:
A
Zuurstof
B
Waterstof
C
Koolstof
D
Zwavel

Slide 2 - Quizvraag

Waaruit bestaat rook?
A
Een gloeiend gas
B
vaste deeltjes, fijn verdeeld in lucht
C
vaste gloeiende deeltjes

Slide 3 - Quizvraag

Een lucifer kun je uitblazen. Hoe doof je de 'brand' dan?
A
Door de brandstof af te koelen tot beneden zijn ontbrandingstemperatuur
B
door zuurstof weg te nemen
C
door brandstof weg te nemen

Slide 4 - Quizvraag

In de keuken vind je wel eens een blusdeken. Hoe dooft een blusdeken de brand?
A
Door de brandstof af te koelen tot beneden zijn ontbrandingstemperatuur
B
door zuurstof weg te nemen
C
door brandstof weg te nemen

Slide 5 - Quizvraag

Om 24 gram magnesium te verbranden is 16 gram zuurstof nodig. Hoeveel magnesiumoxide ontstaat hierbij?
A
8,0 gram
B
16 gram
C
24 gram
D
40 gram

Slide 6 - Quizvraag

Om 24 g magnesium te verbranden is 16 g zuurstof nodig. Je verbrandt 28 g magnesium met 24 g zuurstof. Welke stof is er in overmaat aanwezig?
A
Zuurstof
B
Magnesium
C
Magnesiumoxide

Slide 7 - Quizvraag

Bij de volledige verbranding van aardgas ontstaat koolstofmono-oxide
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Bij de volledige verbranding van aardgas ontstaat roet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Koolstofdioxide is een belangrijke veroorzaker van het versterkte broeikaseffect.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Koolstofdioxide is een belangrijke veroorzaker van zure regen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Door het gat in de ozonlaag stijgt de temperatuur op aarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Door het gat in de ozonlaag neemt de hoeveelheid UV-straling toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De reactiesnelheid bij een snelle verbranding is hoger dan bij een explosie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Voor een snelle verbranding is een katalysator noodzakelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Bij het verhitten van kaliumchloraat en bruinsteen ontstaan zuurstof en kaliumchloride. Bij de reactie is bruinsteen de katalysator.
Zal de hoeveelheid bruinsteen na de reactie kleiner, even groot of groter zijn?
A
Kleiner
B
Groter
C
Even groot

Slide 16 - Quizvraag

Bij de volledige verbranding van aardgas ontstaat een verbrandingsproduct ook dat ook ontstaat bij de verbranding van waterstof. Welk verbrandingsproduct is dat?
A
Koolstofdioxide
B
Koolstofmono-oxide
C
Roet
D
Water

Slide 17 - Quizvraag