quiz over rekenwoorden

Rekenwoorden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Rekenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Welke waarde heeft de 9 in dit getal?

974
A
Eenheid
B
Tiental
C
Honderdtal
D
Duizendtal

Slide 2 - Quizvraag

Welke waarde heeft de 2 in dit getal?

1782
A
Eenheid
B
Tienduizendtal
C
Honderdtal
D
Duizendtal

Slide 3 - Quizvraag

Welke waarde heeft de 4 in dit getal?

341 782
A
Eenheid
B
Tienduizendtal
C
Honderdtal
D
Duizendtal

Slide 4 - Quizvraag

Dit is een .......getal

56
A
Even
B
Oneven

Slide 5 - Quizvraag

Dit is een .......getal

22.365
A
Even
B
Oneven

Slide 6 - Quizvraag

Dit is een .......getal

986.360
A
Even
B
Oneven

Slide 7 - Quizvraag

Eenheden
Hondertallen
Tientallen
duizentallen
Tienduizentallen
20000
3
900
100
10
7
40
50
4000
8
7000
90
300

Slide 8 - Sleepvraag

Welk symbool hoort op de stippenlijn?

115 ...... honderdvijftig

A
>
B
<
C
=
D
Weet ik niet

Slide 9 - Quizvraag

Welk symbool hoort op de stippenlijn?

70 ...... zeventien

A
>
B
<
C
=
D
Weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

Welk symbool hoort op de stippenlijn?

achtentachtig ...... 88

A
>
B
<
C
=
D
Weet ik niet

Slide 11 - Quizvraag

Zet deze getallen van klein naar groot: 22.200, 3.456, 9.876, 34, 987
A
34, 987, 3456, 9876, 22200
B
987, 9.876, 3.456, 22.200, 34
C
9.876, 3.456, 987, 22.200, 34
D
9.876, 3.456, 34, 987, 22.200

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor X ?
A
optellen
B
delen
C
vermenigvuldigen
D
keer

Slide 13 - Quizvraag

Bedenk andere woorden voor het teken -
A
aftrekken
B
min
C
delen
D
vermenigvuldigen

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent het teken +
A
delen
B
vermenigvuldigen
C
optellen
D
plus

Slide 15 - Quizvraag

Welk getal komt eerst als je 25 52 17
en 71 op volgorde van groot naar klein zet?
A
25
B
52
C
17
D
71

Slide 16 - Quizvraag

Zet de getallen 4 7 2 9 op volgorde van klein naar groot.
A
2, 4, 9, 7
B
9, 7, 4, 2
C
7, 4, 2, 9
D
2, 4, 7, 9

Slide 17 - Quizvraag

Hoe rond je 47 af op het dichtstbijzijnde tiental?
A
50
B
55
C
45
D
40

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het dichtstbijzijnde tiental voor 83?
A
90
B
75
C
80
D
85

Slide 19 - Quizvraag

Bart is 181,5 cm lang
Anne is 175,3 cm lang
Hoeveel cm korter is Anne dan Bart?
A
-10,3 cm
B
-4,5 cm
C
-6,2 cm
D
-8,2 cm

Slide 20 - Quizvraag

Welk getal is het grootst?
A
0,6
B
0,618
C
0,39
D
0,62

Slide 21 - Quizvraag

Welk rekenteken voor min?
A
+
B
-
C
/
D
x

Slide 22 - Quizvraag

Welk rekenteken voor delen?
A
x
B
gedeeld door
C
/
D
+

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent het teken ÷ (op de rekenmachine van je telefoon staat deze ook)
A
vermenigvuldigen
B
optellen
C
delen
D
aftrekken

Slide 24 - Quizvraag

Dit is een:
A
Kommagetal
B
Pizza Margherita
C
breuk
D
ijsbreker

Slide 25 - Quizvraag

Dit is een: 58,99
A
Kommagetal
B
Pizza Margherita
C
breuk
D
ijsbreker

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het teken voor optellen?
A
+
B
-
C
plus
D
*

Slide 27 - Quizvraag

Welk getal is het grootst?
A
0,68
B
0,6
C
0,398
D
0,618

Slide 28 - Quizvraag

Hoe bereken je het gemiddelde van 5, 8 en 12?
A
5+8+12= 25, dan 25/3
B
5+8+12= 25, dan 25/2
C
5*8*12
D
5-8-12

Slide 29 - Quizvraag

Wat is turven?
A
Een muziekinstrument
B
Een soort tas
C
Een type gebouw
D
Een manier om te tellen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een vierkant?
A
Een driehoek
B
Een cirkel
C
Een figuur met vier gelijke zijden
D
Een bol

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de waarde van het getal?
A
even getal
B
De vorm van het getal
C
Hoeveelheid aangegeven door het getal
D
De kleur van het getal

Slide 32 - Quizvraag

Wat is gewicht?
A
Gewicht is gram, kilogram...
B
Hoe zwaar iets is
C
De temperatuur van een object
D
De lengte van een object

Slide 33 - Quizvraag

Wat is inhoud?
A
De temperatuur
B
De kleur van een vloeistof
C
De ruimte binnen een voorwerp
D
Inhoud is liter, milliliter...

Slide 34 - Quizvraag

Optellen
(rekenwoorden)

Slide 35 - Woordweb

Aftrekken
(min)

Slide 36 - Woordweb

Vermenigvuldigen
(rekenwoorden)

Slide 37 - Woordweb

Delen
(Rekenwoorden)

Slide 38 - Woordweb

Optellen van 20 met 5
Vermenig- vuldigen van 20 met 5
Delen van 20 met 5
Aftrekken van 20 met 5
Halveren van 20 met 5
Bereken de SOM van 20 en 5
Bereken het VERSCHIL van 20 en 5
Bereken het PRODUCT van 20 en 5
Bereken het QUOTIËNT van 20 en 5

Slide 39 - Sleepvraag

Slide 40 - Tekstslide