Paragraaf 1.2 Kopen is kiezen?

Wat doen we?
- Aftekenen huiswerk
- Briefjes schrijven (herhalingsoefening)
- Introductie nieuwe paragraaf + aan de slag met opdracht.
- Huiswerk maken en nakijken gemaakte opgaven: 14, 16 en 18 - 21.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we?
- Aftekenen huiswerk
- Briefjes schrijven (herhalingsoefening)
- Introductie nieuwe paragraaf + aan de slag met opdracht.
- Huiswerk maken en nakijken gemaakte opgaven: 14, 16 en 18 - 21.

Slide 1 - Tekstslide

(vanaf 4 september)
Pincode Hoofdstuk 1.  Geld moet rollen
  1. Waar heb jij behoefte aan?
  2. Kopen is kiezen?
  3. Heb je geld nodig om te ruilen?
  4. Wat is produceren?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen zie: pagina 17.
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Kun je een aantal inkomsten en
uitgaven noemen?

Slide 4 - Woordweb

Uitgaven
  1. Vaste lasten (zoals huur/hypotheek, energie, verzekeringen & abonnementen)
  2. Huishoudelijke uitgaven (zoals boodschappen en persoonlijk verzorging)
  3. Incidentele uitgaven (meestal reserveer je daarvoor)

Slide 5 - Tekstslide

Inkomen
  1. Inkomen uit arbeid (zoals loon en salaris)
  2. Inkomen uit bezit (zoals rente, huur en winst)
  3. Overdrachtsinkomen (inkomen zonder tegenprestatie zoals zakgeld of uitkering)

Slide 6 - Tekstslide

Begroting
Om zicht te krijgen in je mogelijkheden om je geld te besteden, maak je een begroting.

 

Slide 7 - Tekstslide

Omrekenen maand en week
Om bedragen te kunnen vergelijken reken je ze eerst om naar dezelfde periode. Omrekenen van week naar maand of van maand naar week doe je met behulp van de volgende formules:



  • Wat?            opgave 20a (pagina 14) maak een begroting van een 14-jarige scholier
  • Hoe?            samen met je buurman/vrouw
  • Hulp?           docent loopt rond
  • Tijd?             10 minuten
  • Uitkomst? hoeveel euro komt deze scholier tekort?
  • Klaar?         opgave 20b en c + maak ook eens je eigen begroting!

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel euro komt deze scholier tekort?
A
€ 18,50
B
€ 19,50
C
€ 20,50
D
€ 21,50

Slide 9 - Quizvraag

Huiswerk: maken opgave 14 - 16 en opgave 17 en 19.

Slide 10 - Tekstslide

Budgetlijn
Een budgetlijn kan helpen bij het maken van een keuze tussen 2 producten bij een gegeven inkomen. Een budgetlijn teken je met behulp van de volgende formule:

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een incidentele uitgave?
A
kapper
B
supermarkt
C
fietsreparatie
D
hypotheek

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een inkomen uit bezit?
A
loon
B
rente
C
zakgeld
D
uitkering

Slide 14 - Quizvraag

Je ouder(s)/verzorger(s) krijgen € 100 per kwartaal kinderbijslag. Hoeveel is dat per week?
A
€ 6,27
B
€ 7,69
C
€ 8,33
D
€ 9,14

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen 1.2 Kopen is kiezen?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 16 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Opgaven 14, 17, 19, 20, 21, 23, 27, 28 en 29

Slide 17 - Tekstslide