Keukenassistent hoofdstuk 3.3 + 3.4 Schoonmaakmiddelen en werkplek schoonmaken

Doelen
  • je weet welke schoonmaakmiddelen en materialen waarvoor gebruikt moeten worden
  • je herkent waarschuwingstekens op schoonmaakmiddelen
  • je weet het verschil tussen schoonmaken en reinigen
  • je weet hoe je een werkplek schoonmaakt
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
HorecaPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen
  • je weet welke schoonmaakmiddelen en materialen waarvoor gebruikt moeten worden
  • je herkent waarschuwingstekens op schoonmaakmiddelen
  • je weet het verschil tussen schoonmaken en reinigen
  • je weet hoe je een werkplek schoonmaakt

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • korte terugblik vorige les (quizvragen)
  • nieuwe lesstof over schoonmaakmiddelen
  • waarschuwingen op schoonmaakmiddelen
  • nieuwe lesstof over schoonmaakmaterialen
  • nieuwe lesstof over schoonmaken van de werkplek
  • quizvragen over de nieuwe lesstof
  • instructiefilmpjes werkbank schoonmaken, fornuis schoonmaken en elektrische apparaten reinigen
  • Differentatie
  • Instructiedeel KAS en BAS (differentatie)

Slide 2 - Tekstslide

Welke kleur hebben pleisters in de horeca?
A
huidskleur
B
wit
C
blauw
D
bruin

Slide 3 - Quizvraag

Wat is hygiëne?
A
dingen die je doet om te voorkomen dat jij of anderen ziek worden
B
handen wassen

Slide 4 - Quizvraag

Welk antwoord over wondverzorging staat op de juiste volgorde?
A
1. droog deppen met papier 2. wondje afspoelen 3. blauwe pleister plakken 4. besmet materiaal afwassen
B
1. besmet materiaal afwassen 2. wondje afspoelen 3. blauwe pleister plakken 4. droog deppen met papier 4.
C
1. wondje afspoelen 2. droog deppen met papier 3. blauwe pleister plakken 4. besmet materiaal afwassen
D
1. wondje afspoelen 2. blauwe pleister plakken 3. besmet materiaal afwassen 4. droog deppen met papier

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zijn pleisters in de horeca blauw?
A
ze zijn watervast
B
ze dan makkelijk terug te vinden zijn in het eten, mocht die per ongeluk loslaten.
C
de blauwe kleur is bacteriedodend

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het?
Een muis is een ........
A
micro-organisme
B
macro-organisme

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het?
Een vlieg is een ........
A
micro-organisme
B
macro-organisme

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het?
Gist is een ........
A
micro-organisme
B
macro-organisme

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het?
Schimmel is een ........
A
micro-organisme
B
macro-organisme

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het?
Een rat is een ........
A
micro-organisme
B
macro-organisme

Slide 11 - Quizvraag

Schoonmaakmiddelen
  • In de horeca is het belangrijk om goed schoon te maken, vanwege hygiëne.
  • Je moet wel weten welk schoonmaakmiddel waarvoor geschikt is.
  • Als je schoonmaakt moet je op de verpakking van het schoonmaakmiddel kijken hoeveel schoonmaakmiddel je moet gebruiken.
    Als je te veel schoonmaakmiddel gebruikt, gaat de oppervlakte plakken of blijft er schoonmaakmiddel achter, waardoor resten in het eten terechtkomen.
  • Berg schoonmaakmiddelen altijd in een aparte ruimte (niet de keuken) op, om te voorkomen dat het schoonmaakmiddel in het eten terecht komt.
  • Let op dat je schoonmaakmiddelen goed afgesloten opruimt. Zo mors je niet.

Slide 12 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen

Vloerreiniger
  • voor het reinigen van de vloer
Spoelmiddel voor het koffiezetapparaat
  • voor het reinigen van de binnenkant van het koffiezetapparaat

Slide 13 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen

Spoelmiddel voor glaswerk
  • om in de spoelbak van het glaswerk toe te voegen.
  • zorgt voor glans op het glaswerk.
Ontvetter
  • voor het  reinigen van vette oppervlakten.

Slide 14 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen

Soda
  • om glas te ontvetten
Allesreiniger
  • voor het  dagelijks schoonmaakwerk.
  • geschikt voor vloeren, werkbanken, muren enz.

Slide 15 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen

Bleekmiddel
  • voor het reinigen van toiletten
Glassex
  • voor het  gebruik op ramen en spiegels

Slide 16 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen

Afwasmiddel
  • voor gebruik bij de handafwas
Schuurmiddel
  • voor het  schoonmaken van vieze oppervlaktes, waar het 
    vuil erg vast zit.

Slide 17 - Tekstslide

Maak zo snel mogelijk een foto van een schoonmaakmiddel voor de afwas

Slide 18 - Open vraag

Ongedierte
Macro-organismen:
  • ongedierte die je met het blote oog kunt zien
  • Voorbeelden: muizen, ratten, vliegen, spinnen
  • Muizen en ratten kunnen verpakkingen stuk knagen.
Waarschuwingen
Schoonmaakmiddelen kunnen gevaarlijk zijn. 
Om aan te geven wat er gevaarlijk is, staan er tekens op. 
Op de volgende pagina's leggen we de tekens uit.

Slide 19 - Tekstslide

Brandbaar
  • kan makkelijk in brand vliegen.
  • niet gebruiken in de buurt van vuur

Slide 20 - Tekstslide

Ontplofbaar
  • kan makkelijk ontploffen in de buurt van vuur.
  • niet gebruiken in de buurt van vuur

Slide 21 - Tekstslide

Oxiderend
  • kan makkelijk gaan branden als het in aanraking komt met een andere brandbare stof.
  • niet mengen met andere middelen

Slide 22 - Tekstslide

schadelijk voor het milieu

  • schadelijk voor planten en dieren als het in het milieu terecht komt.

Slide 23 - Tekstslide

schadelijk voor huid, ogen en slokdarm
 
 

  • kan brandwonden veroorzaken bij contact met huid
  • gebruik handschoenen

Slide 24 - Tekstslide

Giftig
  • Als je deze stof inademt of op je huid komt, kun je verwondingen krijgen of zelfs doodgaan.
  • niet inademen, niet aanraken, handschoenen gebruiken.

Slide 25 - Tekstslide

Gezondheids-risico

  • Als je dit middel inademt, inslikt of aanraakt, kan het slecht zijn voor je gezondheid
  • Voorzichtig gebruiken.

Slide 26 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Voor verschillend schoonmaakwerk, heb je verschillende materialen nodig.
schoonmaakdoekjes
  • voor allerlei schoonmaakwerk (afzuigkappen, muren, enz.)
  • verschillende taken met verschillende kleuren doekjes
microvezeldoekjes
  • voor allerlei schoonmaakwerk (afzuigkappen, muren, enz.)
  • Verschillende taken met verschillende kleuren doekjes. (De wc maak je met een ander kleur doekje schoon dan een tafel.)

Slide 27 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Papierrol
  • voor het opvegen van viezigheid op de grond (knoeien)
  • voor het drogen nadrogen van werkplekken
  • voor het afdrogen van je handen
schoonmaakborstel
  • voor het schoonmaken van vastzittend vuil op werkbanken of tegels.

Slide 28 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Schrobber
  • voor het schoonmaken van de vloer (schrobben)
Trekker voor de vloer
  • voor het droogmaken een vloer.

Slide 29 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Zeem
  • voor het schoonmaken van ramen 
Handtrekker of raamtrekker
  • Voor het droogmaken van ramen
  • voor het droogmaken van werkplekken

Slide 30 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Afwasborstel
  • om te gebruiken bij de handafwas 
Staalsponsje
  • Voor het schoonmaken van aangebrande pannen

Slide 31 - Tekstslide

Schoonmaakmaterialen

Theedoek
  • Voor het afdrogen van de vaat 
Poleerdoek
  • Voor het poleren van glaswerk, servies en bestek
  • poleren = het verwijderen van water- en vingervlekken 

Slide 32 - Tekstslide

Welk symbool betekent brandbaar?

A
B
C
D

Slide 33 - Quizvraag

Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je
dan op letten bij het gebruik?

A
handschoenen gebruiken
B
niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
niet buiten gebruiken, omdat het slecht is voor het milieu
D
niet inademen

Slide 34 - Quizvraag

Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je
dan op letten bij het gebruik?

A
handschoenen gebruiken
B
niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
niet buiten gebruiken, omdat het slecht is voor het milieu
D
niet inademen of op de huid laten komen

Slide 35 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je dit schoonmaakmateriaal?

A
om een raam droog te maken
B
om de vloer schoon te maken
C
om een vloer droog te maken
D
om een werkbank schoon te maken

Slide 36 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je dit schoonmaakmateriaal?

A
om een raam droog te maken
B
om de vloer schoon te maken
C
om een vloer droog te maken
D
om een werkbank schoon te maken

Slide 37 - Quizvraag

Welk voorwerp gebruik je voor het reinigen van aangebrande pannen?

A
B
C
D

Slide 38 - Quizvraag

Welk schoonmaakmiddel kun je gebruiken voor het reinigen van de muren?

A
schuurmiddel
B
afwasmiddel
C
allesreiniger
D
ontvetter

Slide 39 - Quizvraag

Welk schoonmaakmiddel kun je gebruiken voor de handafwas?
A
schuurmiddel
B
afwasmiddel
C
allesreiniger
D
ontvetter

Slide 40 - Quizvraag

Werkplek schoonmaken/reinigen


Schoonmaken van een werkplek is nodig om zichtbaar vuil te verwijderen.
Om onzichtbare bacteriën te verwijderen, moet een werkplek ook nog gereinigd worden. Dit reinigen doe je met desinfecterend middel dat de bacteriën doodt.

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak tweetallen. 
  • Nummer 1 leest de instructiekaart 'werkbank schoonmaken' door. Nummer 2 leest de instructiekaart ' fornuis schoonmaken' door.
  • Allebei klaar?
  • Nummer 1 geeft de instructiekaart door aan nummer 2. Dan vertelt nummer 1 aan nummer 2 hoe je de werkbank goed schoonmaakt. Nummer 2 controleert dit met de werkkaart. Let vooral op welke materialen gebruikt moeten worden en op welke volgorde dingen gedaan worden.
  • Nu is nummer 2 aan de beurt: geef de instructiekaart 'Fornuis schoonmaken' aan nummer 1. Vertel dan hoe je een fornuis goed schoonmaakt. Nummer 1 controleert het met de instructiekaart. Let vooral op welke materialen nodig zijn en de volgorde.

Slide 42 - Tekstslide

Welke opdracht vond jij het leukst om te doen vandaag?
De quizvragen
De opdracht in 2-tallen
De foto-maak-opdracht

Slide 43 - Poll

Differentatie
Woordenschat oefenen

Voor wie?
  • Voor K., M., D. en V.
  • Wie extra wil oefenen met horeca-woorden
Extra uitdaging

Voor wie?
  • B., J., A. en N.
  • Wie een 'handleiding' wil schrijven over hygiënisch werk

Slide 44 - Tekstslide

Wat is reinigen?
A
het schoonmaken van iets
B
het desinfecteren van iets

Slide 45 - Quizvraag

Op welke foto zie je een staalspons?
A
B

Slide 46 - Quizvraag

Wat doe je met een
schrobber?
A
de vloer vegen, om stof of loszittend vuil op te vegen
B
de vloer schoonmaken, met water en schoonmaakmiddel

Slide 47 - Quizvraag

In de horeca moet je na het wassen je handen ook nog desinfecteren. Waarmee desinfecteer je je handen?
A
met handzeep
B
met handalcohol

Slide 48 - Quizvraag

Wat is hygiëne?
A
dingen die je doet om te voorkomen dat jij of anderen ziek worden
B
handen wassen

Slide 49 - Quizvraag

Op welke plaatje zie je brunoise gesneden?
A
B

Slide 50 - Quizvraag

Op welke plaatje zie je een zeef?
A
B

Slide 51 - Quizvraag

Jij moet controleren of je nieuwe collega het fornuis goed schoonmaakt.
Schrijf een checklist waar de punten op staan die je gaat controleren.

Slide 52 - Open vraag

Voor een collega die slecht Nederlands kan lezen, moet jij met behulp van foto's laten zien welke materialen nodig zijn voor het reinigen van de werkbank. Maak een of meer foto's en plaats die.

Slide 53 - Open vraag

En nu aan de slag!

Slide 54 - Tekstslide