h4 zouten

H4 zouten
programma :
  • bespreken meest gemaakte fouten van toets
  • herhaling PW1 en 2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4 zouten
programma :
  • bespreken meest gemaakte fouten van toets
  • herhaling PW1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

wat geeft de verschillende kleuren in vuurwerk?

Slide 2 - Woordweb

naamgeving
moleculaire stoffen
leg uit P2O3?

Slide 3 - Open vraag

gemeenschappelijke kenmerken zouten
 
  1. formule  begint met positief metaal- (of amonium) ion gevolgd door negatief  ion
  2. geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand (elektronen kunnen dan vrijer bewegen)
  3. vast bij kamertemperatuur (hoog smeltpunt)
4)zouten hebben een kristalstructuur

Slide 4 - Tekstslide

samengestelde ionen (behalve waterstofcarbonaat, moet je ze allemaal uit je hoofd leren)

Slide 5 - Tekstslide

Formules van zouten zijn altijd verhoudingsformules.
De totale lading is altijd nul!
Aan de formule kun je zien hoe vaak elk ion aanwezig is in het zout.

Slide 6 - Tekstslide

 opstellen verhoudingsformule van een zout
(volg altijd het 4 stappenplan!)
  1. noteer de naam vh zout                                                       1) natriumoxide
  2. symbolen ionen tussen haakjes                                       2)   (Na+)(O2-)
  3. totale lading gelijk maken                                                    3)   (Na+)2(O2-)  
  4. als je haakjes weg kunt werken doe dat:                       4)    Na2O(s)

    bij samengestelde ionen kun je vaak niet alle haakjes wegwerken !
    zoals bij lood(II)nitraat  =  Pb(NO3)2(s)

Slide 7 - Tekstslide

naamgeving zouten: 

  • van sommige metaalionen bestaan meerdere varianten
  • met een romeinscijfer geef je de lading van het metaalion aan.  
  • ijzer(III)chloride =FeCl3                          en  ijzer(II)sulfaat = Fe(SO4)

  • mangaan(IV)oxide=MnO2                           mangaan(II)chloride =MnCl2

  • kwik(II)sulfide=HgS      
positief metaal- of ammonium(NH4-)ion, gevolgd door het negatieve ion

Slide 8 - Tekstslide

Oplossen van zouten:
  • de ionbinding laat los,  elektronen blijven bij het positieve-ion 
  • watermoleculen zijn neutraal maar er is wel ladingsverschil 
  • negatieve ionen trekken naar het meest positieve deel van H2O (de H atomen), de positieve ionen naar het meest negatieve deel (het O atoom)

Slide 9 - Tekstslide

notatie van oplossen van een zout

Het oplossen van aluminiumsulfaat:

Slide 10 - Tekstslide

Het oplossen van natriumchloride
  • Cl-ionen worden harder aangetrokken tot het meest positieve deel van de H2O moleculen dan tot Na+ion. 
  • Na+ionen worden juist meer aangetrokken tot het meest negatieve deel van de H2O moleculen. Dus laten ze elkaar los

Slide 11 - Tekstslide

opgaves maken

Slide 12 - Tekstslide

programma 
  • max 15 minuten bespreken so 1
  • hw was maken 2 t/m 5 en 9 t/m 15 Leren: namen van alle enkelvoudige en samengestelde ionen
  • 1e lesuur overhoren namen ionen, demo proef zoutoplossingen bij elkaar en uitleg oplosbaarheidstabel maken en reactievergelijking tussen zouten noteren.
  • - 2e uur bespreken moeilijke opgaves hw: par 5.1 controleren en verbeteren, 5.2 maken 
    18 t/m 23  en goed leren par 5.1 en 5.2

Slide 13 - Tekstslide

Indampen van een zout:
De ionen trekken weer naar elkaar toe zoals bij het indampen van een ijzer(II)nitraat oplossing.

Slide 14 - Tekstslide

Oplosbaarheid zouten
Binas tabel 35 
  • alle zouten met als positief ion kalium, natrium en ammonium zijn altijd goed oplosbaar
  • alle zouten met als neg. ion een nitraat zijn goed oplosbaar

Slide 15 - Tekstslide

verschillende zoutoplossingen hebben kenmerkende kleuren

Slide 16 - Tekstslide

voorspellen welk zout er gevormd wordt:
  • maak een oplosbaarheidstabel 
  • positieve ionen vertikaal
  • neg ionen horizontaal
  • kijk in binas tabel 35 welke combinatie een niet oplosbaar zout vormt--> dat is de gevormde stof dus deze vormt neerslag en kun je eruit filtreren
tribune ionen komen niet in de reactievergelijking voor
Natriumcarbonaatoplossing + calciumchloride oplossing
--> 
 calciumcarbonaat 

Slide 17 - Tekstslide

reactievergelijking van neerslagreactie
  • noteer in een tabel de aanwezige ionen voor de reactie in kolom 1
  • in laatste kolom de gevormde stof en de tribune-ionen(=ionen die niet meedoen aan reactie en dus achterblijven in oplossing) noteren
  • in  middelste kolom komt reactievergelijking, aantal atomen en lading voor- en na is altijd gelijk

Slide 18 - Tekstslide

soms ontstaat er géén nieuw zout
als je in je gemaakte oplosbaarheidstabel geen enkele vaste stof ziet verschijnen, dan is er dus geen reactie geweest en kun je ook geen reactieschema maken

Slide 19 - Tekstslide

 Einde les 3 
  • let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.  

Slide 20 - Tekstslide

Een zout maken b.v. loodjodide
  1. zoek een goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
  2. zoek een goed oplosbaar jodide zout b.v. ijzer(II)jodide
  3. los beiden op en voeg ze dan samen
  4. de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie
  5. damp het filtraat in om de tribune
ionen ook te binden tot een vast zout

Slide 21 - Tekstslide

zouten maken: 
 Lood(II)bromide (PbBr2) maken
  1. een goed oplosbaar loodzout is loodnitraat (alle nitraatzouten zijn goed oplosbaar)
  2. een goed oplosbaarbroomzout zoeken b.v. natrium- of kaliumbromide (alle natrium- en kaliumzouten zijn altijd goed oplosbaar)
  3. na samenvoegen -> lood(II)bromide

Slide 22 - Tekstslide

Electrolyse v/e zout oplossing

Slide 23 - Tekstslide

ionsoort aantonen=oplossing toevoegen met ionsoort die neerslag geeft met gevraagde stof (=hier fosfaat)  

Slide 24 - Tekstslide

ion soort vewijderen

Slide 25 - Tekstslide

Einde les  4 

  • Hw goed leren hst 5 en maken 49,50,52,53 + test jezelf 5.5  
  • Let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.

Slide 26 - Tekstslide

 zinkfosfaat maken
  • goedoplosbaar zinkzout + goed oplosbaar fosfaat oplossen en samenvoegen
  • rv zie hiernaast
  • residu is vaste stof die ontstaat dus zinkfosfaat
  • filtraat is water met tribune ionen dus natriumnitraatoplossing (maar kan ook kaliumnitraat als je kaliumfosfaat gebruikt hebt)
  • bij indampen vormt dit vast zout natriumnitraat
Zn3(PO4)2(s)
Zn3(PO4)2(s)

Slide 27 - Tekstslide

zouten herkennen doe je zo: 
  • kleur van het zout? (koper zouten zijn vaak groen/blauw, loodzouten wit)
  • wel/niet oplosbaar wat is de kleur van de oplossing?
  • vlamkleuring? tabel 38 binas
  • zouten worden vanwege de kleuren vaak gebruikt in vuurwerk

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video