In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Welcome to our English class!
Mr. Gómez
May 7, 2025
Slide 1 - Tekstslide
May 7
- Take a look at your assignment given about your reading book REFUGEE BOY.
- Start reading your book in class.
(KEEP IN MIND THAT YOU MAY USE THESE LESSONS TO FINISH YOUR BOOK ON TIME)
May 9
- Check your studiewijzer
vwo: Unit 6 - Lesson 2: do ex. 20 OR 21; Study Phrases Writing p. 150 (Du->En)
vwo: Unit 6 - Lesson 3: do ex. 27; Study Voc 6.1-6.3 (Du -> En)
vwo: Make sure you have finished, checked and corrected all assignments you had to do in Lessons 1 & 2 (week 26 & 27) AND that you have studied Voc 6.1 & 6.2
ARE YOU DONE?
Keep reading your book!
Week 6/05 - 9/05
Slide 2 - Tekstslide
Who, which, that
Gerund
I love sleeping
I love to sleep
Slide 3 - Tekstslide
What are we going to do today?
Unit 6 - LAW AND ORDER
Check homework
Vwo: Unit 6 - Lesson 1: Do ex. 4.7
Check vocabulary 6.1
1. Maak aantekeningen in je grammaticasamenvatting. Bekijk de video op engelsgemist.nl (Grammar - gerund/hele werkwoord met to)
2. Vwo: Unit 6 - Lesson 1: Do ex. 4, 7
3. LEARN VOCABULARY 6.1
Slide 4 - Tekstslide
Unit 6: Law and Order
Slide 5 - Tekstslide
Unit 6 - Lesson 1: Do ex. 2, 3, 4
Slide 6 - Tekstslide
Grammar: Unit 6 - Lesson 1: Do ex. 8, 9
Slide 7 - Tekstslide
Gerund
Slide 8 - Tekstslide
Een gerund is het hele werkwoord + ing dat als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je gebruikt de gerund:
als onderwerp van een zin.
Bedenk een ander voorbeeld waarbij je de gerund als onderwerp in een zin gebruikt.
Smoking is bad for your health.
Roken in slecht voor je gezondheid.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
GRAMMAR
Exercise 39 - Page 42
Slide 13 - Tekstslide
padlet.com
Slide 14 - Link
Keep working on your Presentation!
DO NOT FORGET: Grammar Unit 5 and Vocabulary Unit 5
Slide 15 - Tekstslide
Who - which
Slide 16 - Tekstslide
Who <> Which
Who
Gebruik je bij personen.
Voorbeeld: It was Madison who was so nice to me.
Which
Gebruik je bij dingen.
Voorbeeld: She finished the project which she had to do for English.
Slide 17 - Tekstslide
who - which - that
Slide 18 - Tekstslide
Speaking assignment
READ THE CRITERIA
Slide 19 - Tekstslide
Past simple vs present perfect
Slide 20 - Tekstslide
Past simple
Present perfect
When to use
Iets is in het verleden gebeurd
- Iets is in het verleden gebeurd & nog aan de gang
- Iets is in het verleden gebeurd & je merkt nog resultaat
- Je praat over ervaringen
How to make
+ hele ww + ed
- Didn't + hele ww
? Did + ow + hele ww
+ Have/has + VD (of 3e rijtje)
- have/has + not + VD (of 3e rijtje)
? Have/has + ow + VD
Signaalwoorden
Tijdbepaling:
Yesterday, last week, in 2006,
FYNE JAS:
For yet never ever just already since
Past simple vs present perfect
Slide 21 - Tekstslide
Past simple vs present perfect
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Comparatives & Superlatives
1x vergroten
2x vergroten
VB
1 lettergreep
+er
than erachter
+est
the ervoor
smaller than
the smallest
2 lettergrepen
+er
than erachter
+est
the ervoor
funnier than
the funniest
2+ lettergrepen
+more ... than
+ the most...
more interesting than
the most interesting
Slide 25 - Tekstslide
Comparatives and superlatives
Slide 26 - Tekstslide
Superlatives
Comparatives
Slide 27 - Tekstslide
Comparatives (Vergelijkingen)
Type
Word
Word+
Word++
1 syllable
fast
faster
(the fastest)
2+ syllables (mostly)
useful
more useful
(the) most useful
Slide 28 - Tekstslide
Planning for today - UNIT 4
Lesson 1 - Exercises 5, 6, 7, 8, 9
10-12 minutes
Lesson 2 - Exercises 14, 16, 17, 18
10-12 minutes
Lesson 3 - Exercise 38 (together)
8 minutes
PLENDA - Exercise 20
Write an email. Hand it in next lesson (On Wednesday)