25 01 2022 Lit. begrippen Pers_Persp_Tijd_Ruimte

TG2D
Welkom
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TG2D
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel deze week
Aan het eind van deze week ken je de begrippen Personage, Perspectief,  Tijd en Ruimte  en kun je deze begrippen toepassen op het boek Zes Seconden.
Verder leer je over het onderscheid tussen hoofd- en bijzinnen. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma vandaag

  • uitleg Personage, Perspectief, Tijd en Ruimte  
  • lezen Boek "Zes seconden" en aantekeningen maken
  • uitleg hoofd- en bijzinnen





    Slide 3 - Tekstslide

    Uitleg literaire begrippen
    document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

    Slide 4 - Tekstslide

    Personages
    • Hoofdpersonen: gedachten en gevoel uitgebreid beschreven. Aantek: let op karakter en uiterlijk 
    • Bijfiguren: weinig informatie over
    • Karakterontwikkeling: in de loop van het verhaal zie je dat een hoofdpersoon verandert / een nieuw inzicht krijgt / ...

    Slide 5 - Tekstslide

    Personages
    Wie zijn dit tot nu toe in "Zes seconden"?  

    Slide 6 - Tekstslide

    Perspectief
    • Wat zou dit zijn? 
    • ...
    • gezichtspunt/perspectief: schrijver/regisseur bepaalt via wie jij de gebeurtenissen in het verhaal meekrijgt

    Slide 7 - Tekstslide

    Vier vormen:
    1. ik-perspectief (ik-persoon vertelt het verhaal)
    2. personaal perspectief (hij/zij-persoon vertelt het verhaal)
    3. meervoudig perspectief (verschillende hij/zij-personen)
    4. alwetend perspectief: verteller weet méér dan personages en 'hangt boven het verhaal': maakt er zelf geen deel van uit. Kan ook commentaar geven op de personages
    5. Let op: personage/verteller is NIET de schrijver! 

    Slide 8 - Tekstslide

    Perspectief
    • kan onbetrouwbaar zijn, omdat je als lezer een onvolledig, onjuist of vertekend beeld kan krijgen. Bijvoorbeeld als de verteller hallucineert of duidelijk liegt. 
    • het perspectief kan wisselen binnen een verhaal - vaak is er dan een witregel of nieuw hoofdstuk.

    Slide 9 - Tekstslide

    Tijd
    • Waaraan zie je in welke tijd een verhaal of film zich afspeelt? 
    • ...
    • voorwerpen, omgangsvormen, wel of geen internet, voertuigen, taalgebruik, etc.  
    • => dit noem je de historische tijd

    Slide 10 - Tekstslide

    Welke tijd?
    Een jongen komt bij in een snikhete, kale grasvlakte. Hij kan zich niets meer herinneren. Tot zijn opluchting vindt hij een rugzak met daarin een telefoon. Hij wil het alarmnummer intoetsen, maar ziet dat hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Hij luistert het af en hoort zijn eigen stem zeggen: ‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie.’

    Slide 11 - Tekstslide

    Welke tijd?
    'Om halfdrie keerden de Van Raats van het souper terug naar het Nassauplein. Hun huis was stil, de knecht en de meiden waren naar bed. Terwijl Henk zijn sleutel in den zak stak, en den bout dwars voor de huisdeur lichtte, stelde Betsy zich onwillekeurig haar slapenden jongen voor, roze, met gesloten vuistjes, in zijn wit bedje. Zij nam de bougie, van den pijler der trap, en ging naar boven; hij met zijn couranten de eetkamer in. 

    Uittreksel van: Louis Couperus. 'Eline Vere'. iBooks. https://books.apple.com/nl/book/eline-vere/id511062936

    Slide 12 - Tekstslide

    Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
    • tijdssprong
    • versnelling
    • vertraging

    Slide 13 - Tekstslide

    Kijkopdracht - James Bond
    Van welke techniek met betrekking tot tijd maakt de regisseur gebruik?

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Video

    Ruimte
    • Letterlijke ruimtes waarin het verhaal zich afspeelt: geografische plaatsen (fictief of bestaand), onbepaalde plaatsen
    • Maar ook de sfeer die er heerst: gezellig, mysterieus, verlaten
    • ook het weer, geuren, kleuren, geluid en stilte
    • Soms is er sprake van parallellie: triest, regenachtig weer komt overeen met een sombere stemming van de hoofdpersoon.
    • Of er kan contrast zijn: een prachtig zonnig strand met de dreiging van een moord

    Slide 16 - Tekstslide

    Slide 17 - Tekstslide

    Pak de documenten erbij

    Slide 18 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog over literaire begrippen? 
    1. Maak aantekeningen en let speciaal op Tijd, Personages en Perspectief
    2. Zoek drie verschillende ruimtes op in het verhaal en beschrijf die in je aantekeningenschrift. Welk effect geven die ruimtes?
    timer
    15:00

    Slide 19 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 20 - Tekstslide

    Enkelvoudige en samengestelde zinnen

    Slide 21 - Tekstslide

    Hoeveel persoonsvormen zie je in de zin?
     
    • Gelukkig heeft Twente gewonnen van PEC Zwolle.
    • Toen ik klein was, las mijn opa mij altijd voor. 
    • Ik ben blij als ik chocola eet. 
    • ...
    • meer dan één persoonsvorm? dan heb je een samengestelde zin!
    • één persoonsvorm? enkelvoudige zin






    Slide 22 - Tekstslide

    Hoeveel persoonsvormen zie je in de zin?
     
    • Gelukkig heeft Twente gewonnen van PEC Zwolle.
    • Toen ik klein was, las mijn opa mij altijd voor. 
    • Ik ben blij als ik chocola eet
    • ...
    • meer dan één persoonsvorm? dan heb je een samengestelde zin!
    • één persoonsvorm? enkelvoudige zin






    Slide 23 - Tekstslide

    Samengestelde zinnen
    twee hoofdzinnen OF
    een hoofd- en een bijzin OF
    twee hoofdzinnen en een bijzin OF
    twee bijzinnen en een hoofdzin OF
    .......

    Slide 24 - Tekstslide

    Kenmerken van een hoofdzin
    • onderwerp en pv staan naast elkaar
    • geen woord tussen het ow en de pv:
    • "Ik sport altijd op zaterdag."
    • "Op zaterdag sport ik altijd."
    • ***Altijd sport op zaterdag ik"

    Slide 25 - Tekstslide

    Kenmerken van een bijzin
    • tussen het onderwerp en pv kunnen andere woorden staan
    • pv staat vaak achteraan
    • Toen ik klein was, ...
    • Als ik chocola eet,...
    • zin is niet "zelfstandig": je voelt dat er informatie ontbreekt en de zin niet 'af' is: 

    Slide 26 - Tekstslide

    Wat is de hoofdzin

    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.
    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.






    Slide 27 - Tekstslide

    Wat is de bijzin

    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.
    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.





    Slide 28 - Tekstslide

    Waarom leer je dit? 
    • ... 
    • om beter te formuleren en te schrijven: als je weet wat een bijzin is, dan weet je dat die niet als losse zin met een punt kan voorkomen.

    Slide 29 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog over samengestelde zinnen? 

    Slide 30 - Tekstslide