18/10 figuurlijk taalgebruik- ws H2 les 2

Figuurlijk taalgebruik
H2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik
H2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • De Weddenschap!
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Startfilm/introductie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is en kan je dat herkennen  in een tekst
  • heb je geoefend met figuurlijk taalgebruik
  • heb je geoefend met de nieuwe moeilijke woorden en uitdrukkingen uit  h2 van woordenschat 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waat

Slide 7 - Quizvraag

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 9 - Tekstslide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 10 - Tekstslide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 11 - Tekstslide

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 12 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 14 - Quizvraag

De conciërge trekt aan de bel.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 15 - Open vraag

iemand die ergens langs komt

iemand die in de middeleeuwen van zijn geloof afviel

naar een andere plaats brengen  

iemand die iets huurt

  wat ergens aan toegevoegd is  

klein computerprogramma met een bepaalde functie 

de tool

de bijlage
de huurder

transporteren


de ketter 

de voorbijganger

Slide 16 - Sleepvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz.51/52, opdracht 4, 5 en 6.
+woordenlijst maken van de woorden/uitdrukkingen met betekenissen uit opdracht 3 en 4
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
30:00

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is en kan je dat herkennen  in een tekst
  • heb je geoefend met figuurlijk taalgebruik
  • heb je geoefend met de nieuwe moeilijke woorden en uitdrukkingen uit  h2 van woordenschat 

Slide 18 - Tekstslide

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is en kan dat herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 20 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 21 - Open vraag