H3 De regering (4) en het parlement (5)

Politiek
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Politiek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:
-de taken van de koning benoemen en herkennen.
-uitleggen wat er op Prinsjesdag gebeurt.
-uitleggen wat de taken van de regering en het kabinet zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:
-uitleggen wat het verband is tussen regering, meerderheid in de Tweede Kamer, oppositie en regeerakkoord

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:
- Uitleggen hoe een wet tot stand komt.

- Uitleggen wat het verschil is tussen de Eerste en de Tweede Kamer.
- Uitleggen wat de taken van het parlement zijn en deze herkennen.


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:- Opnoemen en herkennen welke rechten Kamerleden hebben om hun taken uit te voeren.
- Uitleggen wat het verschil is tussen coalitie en oppositie

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 1,3,7,9,10

Slide 6 - Tekstslide

Even herhalen:

Slide 7 - Tekstslide

Kabinet & regering


  • Regering              = ministers + staatshoofd
  • Kabinet                 = ministers + staatssecretarissen
                                        = dagelijks bestuur
                                        = uitvoerende macht
  • Een staatssecretaris is een soort van assistent-minister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van een minister.


Slide 8 - Tekstslide

Na de verkiezingen…
  • Met de verkiezingen stemmen we wie er in de Tweede Kamer komen. 

  • Hoe komen we dan na de verkiezingen ook aan nieuwe ministers?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

kabinetsformatie
  • Verkiezingen
  • Welke partijen willen met elkaar samenwerken om het land te regeren en 
      hebben samen een meerderheid in de Tweede Kamer?
  • Coalitie / regeringspartijen
  • Regeerakkoord: plannen van de regering voor de komende jaren

  • Verdelen en benoemen nieuwe ministers en staatssecretarissen 

Slide 11 - Tekstslide

kabinetsformatie
Beëdiging nieuwe kabinet door de koning.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Taken van de regering
Wat doen de ministers?
  • Uitvoeren van plannen en wetten (uitvoerende macht)
  • Doen van wetsvoorstellen (mede-wetgevende macht)

  • Ministers doen de meeste wetsvoorstellen, maar Kamerleden mogen dit ook doen.
  • Goedkeuring Tweede Kamer en Eerste Kamer nodig!




Slide 14 - Tekstslide


Koning

  • Staatshoofd van Koninkrijk der Nederlanden.
  • Bijna geen macht, omdat hij zich niet met politieke kwesties mag bemoeien.

Slide 15 - Tekstslide

Taken van de regering 
Wat doet de koning?
  • Handtekening zetten
  • Troonrede voorlezen
  • Beëdigen ministers en staatssecretarissen
  • Overleg voeren met minister president
  • Ons land vertegenwoordigen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Prinsjesdag
Troonrede - plannen voor het komende jaar 
Miljoenennota - verwachte inkomsten en uitgave van het komende jaar 

Slide 19 - Tekstslide

Ministeries:
Ministerie van Algemene Zaken 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Ministerie van Buitenlandse Zaken (
Ministerie van Defensie 
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 
Ministerie van Financiën 
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Ministerie van Justitie en Veiligheid 
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 

Slide 20 - Tekstslide

Kabinet of regering?
A
Kabinet
B
Regering

Slide 21 - Quizvraag

1. In Nederland bestaat de regering meestal uit één partij.
2. In Nederland moeten de partijen die de regering vormen rekening houden met elkaars standpunten.


A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 22 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Omdat in Nederland de koning in de regering zit is Nederland geen echte democratie.
2. De koning mag zich niet bemoeien met politieke kwesties.


A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 23 - Quizvraag

Bij de overheid werken............en politici. Welk woord is weggelaten?
A
Winkeliers
B
Ambtenaren
C
Bedrijven

Slide 24 - Quizvraag

De koning moet zijn …………………… elke wet.
Welk woorden zijn weggelaten?
A
mening geven over
B
familie inlichten over
C
handtekening plaatsen onder
D
rechters toestemming vragen voor

Slide 25 - Quizvraag

Op Prinsjesdag leest de Tweede Kamer voor wat de plannen van de regering zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

De ……………… leest op Prinsjesdag de plannen van de ministers voor.
Welk woord is weggelaten?
A
de minister van Binnenlandse Zaken
B
voorzitter van de Tweede Kamer
C
minister-president
D
koning

Slide 27 - Quizvraag

Waaruit bestaat de regering?
A
De koning en de ministers
B
De ministers
C
De Tweede Kamer en de ministers
D
De Tweede Kamer

Slide 28 - Quizvraag

In Nederland heeft de koning nog maar weinig macht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

De koning zit in de regering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Paragraaf 5: Het parlement
  • Parlement       = Eerste Kamer (75) + Tweede Kamer (15
                                   = Staten-Generaal
                                    = volksvertegenwoordiging
  • Eerste Kamer = Senaat


Slide 31 - Tekstslide

Eerste en Tweede Kamer
Tweede Kamer 
150 leden
Eerste Kamer 
75 leden
burgers
kiezen
kiezen
kiezen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Taken van het parlement
vraagt toestemming voor plannen aan
controleert

Slide 34 - Tekstslide

Wetgeving
minister
+
wetsvoorstellen
debat en stemming
Elk voorstel gaat eerst naar de Tweede Kamer. Kamerleden debatteren erover. Ze kunnen veranderingen voorstellen en als de meerderheid voorstemt, dan komt die aanpassing erin. Ze mogen ook zelf een wetsvoorstel indienen.
goedkeuren en aanvullen
goedkeuren
 De Eerste Kamer kijkt vooral of er geen fouten in staan en of de wet klopt met bijvoorbeeld afspraken met andere landen of met de regels in de grondwet. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel niet veranderen, maar alleen in zijn geheel goed- of afkeuren. Het werk van de Eerste Kamer is dus een soort laatste check.
stemming

Slide 35 - Tekstslide

Controleren
wetgevende taak
  • Stemrecht
  • Recht van amendement
  • Recht van initiatief
  • Vragenrecht
  • Motierecht
  • Recht van interpellatie
  • Enquêterecht
controlerende taak

Slide 36 - Tekstslide

Taken van het parlement
Om de wetgevende taak uit te voeren heeft het parlement een aantal rechten:
  • Stemrecht: goed/afkeuren wetsvoorstellen
  • Recht van amendement: veranderen wetsvoorstellen (alleen TK)
  • Recht van initiatief: zelf wetsvoorstellen maken (alleen TK)

Slide 37 - Tekstslide

Taken van het parlement
Om de controlerende taak uit te voeren heeft het parlement een aantal rechten:
  • Vragenrecht: recht om minister of staatssecretaris een vraag te stellen. Antwoorden = verplicht!
  • Motierecht: uitspraak waarin de Kamer haar mening geeft of vraagt een minister iets te doen.
                                 motie van afwijzing: de minister moet beter zijn best doen
                                 motie van wantrouwen: een Kamerlid vraagt een minister af te treden
  • Recht van interpellatie: Kamerleden mogen een minister ter verantwoording roepen. Hij moet komen voor een debat.
  • Enquêterecht: er komt een groot onderzoek naar een bepaalde kwestie. Een speciale commissie verhoort deskundigen en getuigen onder ede.

Slide 38 - Tekstslide

Met welke stappen komt een wet tot stand?

Slide 39 - Tekstslide

0

Slide 40 - Video

Zelf aan de slag:
Schrijf een samenvatting van paragraaf 5
Gebruik hiervoor de leerdoelen aan het begin.

Maak de volgende opdrachten:
 §3.5:
5, 6, 8, 10, 11, 12, 14, 16, 17

Slide 41 - Tekstslide

Een Kamerlid wil graag dat een minister in zijn wetsvoorstel een wijziging aanbrengt. Van welk recht maakt het Kamerlid gebruik?
A
Recht van interpellatie.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van initiatief.

Slide 42 - Quizvraag

Welke uitspraken over de Eerste Kamer zijn juist?
1. De Eerste Kamer mag wetsvoorstellen veranderen.
2. De Eerste Kamer stemt als eerste over een wet.
3. De leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen.
4. Er zijn 75 Eerste Kamerleden.

A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 43 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De Tweede Kamer stemt over wetsvoorstellen.
2. De ministers stemmen over de wetsvoorstellen van de Tweede Kamer.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Welke zinnen zijn juist?
1. De Tweede Kamer neemt een wetsvoorstel aan als de meerderheid vóór stemt.
2. De Tweede Kamer controleert of de ministers alle plannen goed uitvoeren.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is de ministers controleren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 46 - Quizvraag