Herhaling hf. 5

Herhaling hf. 5
5.7 Grammatica
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hf. 5
5.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
  • Verwijst naar iemand
  • In het weekend staat hij uren in de keuken.

  • Verwijst naar iets
  • Mag ik die nietmachine even? Ik heb hem nodig.

Slide 2 - Tekstslide

Van wie is dit?
Manier 1:
Persoonlijk voornaamwoord + van
Die schoenen zijn van ons.

Manier 2:
Bezittelijk voornaamwoord + zelfstandig naamwoord
Onze schoenen hebben we vast uitgedaan.


Slide 3 - Tekstslide

Sommige voornaamwoorden lijken op elkaar
..
Mijn = Bezittelijk voornaamwoord
Me = Persoonlijk voornaamwoord

Ik heb mijn broer een cadeau gegeven.
Ik heb die rare broer van me een cadeau gegeven.

Slide 4 - Tekstslide

Sommige voornaamwoorden lijken op elkaar
..
Kun je het vervangen door hij of zij? --> Persoonlijk voornaamwoord

Kun je het vervangen door zijn of haar? --> Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Mag ik ........ fiets lenen?
A
jou
B
jouw

Slide 6 - Quizvraag

Ik ben ...... fiets kwijt.
A
mijn
B
me

Slide 7 - Quizvraag

Zij of hun
Hun is nooit het onderwerp van de zin!

Gebruik dan altijd zij of ze

Slide 8 - Tekstslide

Zij hebben ....... huis verkocht.
A
hun
B
ze
C
zij

Slide 9 - Quizvraag

...... hebben een geweldige presentatie gegeven.
A
Hun
B
Ze
C
Zij

Slide 10 - Quizvraag

Psv onderwerp
Psv geen onderwerp
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Me, mij
Mijn
Jij, je/u
Jou, je/u
Jouw, je/uw
Hij/zij, ze/het
Hem/haar/het
Zijn/haar
Wij, we
Ons
Ons, onze
Jullie/u
Jullie/u
Jullie, je/uw
Zij, ze
Hun, hen, ze
Hun

Slide 11 - Tekstslide