K&D Module 3.3 Organisatie van de zorg; ontwikkelingen en knelpunten

Kostenstijging gezondheidszorg
Rol zorgverzekeraars:
  • Onderhandelen over vergoedingen die een zorgaanbieder ontvangt voor zorg.
  • Wettelijke zorgplicht; zorgen dat zorgvragers laagdrempelig zorg kunnen krijgen

Door scherpe deals te maken zorg voor beheersbaar houden voor de kosten: prestatiebekostiging
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kostenstijging gezondheidszorg
Rol zorgverzekeraars:
  • Onderhandelen over vergoedingen die een zorgaanbieder ontvangt voor zorg.
  • Wettelijke zorgplicht; zorgen dat zorgvragers laagdrempelig zorg kunnen krijgen

Door scherpe deals te maken zorg voor beheersbaar houden voor de kosten: prestatiebekostiging

Slide 1 - Tekstslide

Module 3.3
Organisatie van 
de zorg; ontwikkelingen en knelpunten

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Theorie module 3.3
Herhaling examen
Nulmeting
Oefenen met vragen


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen wat aanbod- en vraaggericht werken inhoudt
  • Je kunt uitleggen wat de juiste zorg op de juiste plek betekent
  • Je kunt samenvatten wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn in de gezondheidszorg
  • Je kunt uitleggen welke invloed de ontwikkelingen hebben op de organisatie van zorg
  • Je kunt benoemen wat de relatie is tussen de bekostiging van zorg en de zorgverzekeraars
  • Je kunt benoemen wat de invloed is van zorgtechnologie in de zorg

Slide 4 - Tekstslide

Aanbodgericht - vraaggericht werken
Aanbodgericht: de zorgorganisatie staat centraal; zorgvrager moet het systeem volgen van de organisatie.

Vraaggericht: de vraag, behoefte en probleem is bepalend voor de organisatie van de zorg. Organisatie volgt de zorgvrager

Slide 5 - Tekstslide

Wat zou de aanleiding kunnen zijn dat de zorg van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken is gegaan?

Slide 6 - Woordweb

Juiste zorg op de juiste plek
  • Zorg moet vraaggerichte zorg zijn
  • kijken naar de mogelijkheden niet naar de beperkingen van de zorgvrager
  • zorg moet laagdrempelig zijn
  • zorg moet passen bij de individuele zorgvrager met zijn eigen mogelijkheden in de eigen omgeving
  • Kwaliteit van leven moet leidend zijn
  • zorg moet betaalbaar zijn

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele vergrijzing:

= aantal mensen dat ouder is dan 80 jaar binnen de groep 65 plussers
Multimorbiditeit:





= zorgvragers die lijden aan meerdere aandoeningen tegelijk

Slide 8 - Tekstslide

Transmurale zorg
Ziekenhuizen, thuiszorgorganisaties, huisartsen, verpleeghuizen, wooncentra, revalidatieorganisaties en mantelzorgers weken samen om zorg zo optimaal mogelijk te organiseren.

Slide 9 - Tekstslide

Ketenzorg
= Zorg die verschillende samenwerkingspartners organiseren rondom een zorgvrager.
bv wijkverpleegkundige stemt regelmatig af met huisarts van een zorgvrager.
Chronische zorgvrager

Slide 10 - Tekstslide

Zorghotel
Tijdelijk verblijf maar biedt 24 uur per dag zorg ondersteuning, na ingreep of behadeling in ziekenhuis of als tijdelijke oplossing bij ontbreken mantelzorg of ontlasting mantelzorg

Slide 11 - Tekstslide

Transmurale zorg is
A
Zorg binnen de muren
B
Zorg die zowel binnen een zorgorganisatie als in thuissituatie verleend wordt
C
Zorg door verschillende disciplines
D
Zorg die niet binnen zorgorganisaties verleend wordt maar in thuissituatie

Slide 12 - Quizvraag

Uitgangspunten van juiste zorg op de juiste plek zijn;
A
Vraaggerichte zorg, denken vanuit mogelijkheden en betaalbare zorg
B
Aanbodgerichte zorg, zorg betaalbaar voor de zorgverzekeraars, denken vanuit mogelijkheden
C
Aanbodgerichte of vraaggerichte zorg dat hangt af van de zorgvrager

Slide 13 - Quizvraag

In Nederland zijn we van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken gegaan in de zorg
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Multimorbiditeit is
A
Veel zorg nodig
B
Morbide= afschuwelijk dus erg afschuwelijk
C
meerdere aandoeningen tegelijk hebben
D
Meerdere aandoeningen gehad hebben

Slide 15 - Quizvraag

Dubbele vergrijzing=
A
Dat er in Nederland meer mensen zijn boven de 65 dan 20 jaar geleden
B
Dat er in Nederland veel ouderen zijn
C
Dat de groep ouderen in Nederland de komende 10 jaar groter wordt
D
Dat de groep 80 plussers toeneemt

Slide 16 - Quizvraag

Volgende module: Kwaliteitszorg
Examen hoe was het ook alweer?

Slide 17 - Tekstslide

Examen
B1-K2-W3
Draagt bij aan goede kwaliteit van zorg 
(professional en kwaliteitsbevorderaar)

Slide 18 - Tekstslide

Examen
  • Je maakt een verbetervoorstel aan de hand van een knelpunt in de zorg.
  • Je kiest een knelpunt en bespreekt dit met je collega's
  • Daarna maak je een verbetervoorstel hierin neem je de gegevens uit de gesprekken met je collega's mee.
  • Je zorgt dat het verbetervoorstel past bij protocollen en procedures van de organisatie
  • Je blijft met je verbetervoorstel binnen de kwaliteitskaders van de organisatie
  • Je hebt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de kwaliteit van zorg.

Slide 19 - Tekstslide

Bewijsstukken

  • Beoordelingsformulier
  • Verbetervoorstel

Slide 20 - Tekstslide

Beoordeling Criteria
1)Je kiest een knelpunt dat voldoet aan de voorwaarde voor een verbetervoorstel:
    Knelpunt gekozen dat betrekking heeft op de directe zorgverlening
     Het gekozen knelpunt aantoonbaar besproken met collega's



Slide 21 - Tekstslide

 vervolg Criteria
2) Je hebt een verbetervoorstel gedaan dat past binnen de organisatiestructuur.
    Verbetervoorstel gemaakt dat bijdraagt aan het oplossen van het knelpunt
     Je hebt rekening gehouden met professionele normen
     De relatie met de  kwaliteitskaders van de organisatie  zijn duidelijk      opgenomen in je voorstel
    Je verbetervoorstel voldoet aan de protocollen en procedures van de organisatie

Slide 22 - Tekstslide

Aanpak
  • Bespreek in team welke knelpunten er zijn. 
  • Kies er 1
  • Start dan je onderzoek

Slide 23 - Tekstslide

Nulmeting 
Een nulmeting geeft kortweg de huidige situatie weer; het startpunt. Bij een nulmeting maak je als het ware een foto van dit moment, letterlijk een momentopname.





Slide 24 - Tekstslide

Opstellen vragen 0 meting
Wat is het onderwerp?
Wat is je doel?
Wie is je doelgroep? 

Welk meetinstrument ga je gebruiken? 
Let hierbij op de validiteit. 
Vragenlijst / observatielijst / interview 

Slide 25 - Tekstslide

Vragenlijst
Wat wil ik allemaal te weten komen over mijn onderwerp? 
Als je dat weet vragen opstellen

Hulpmiddel: Mindmap 

Slide 26 - Tekstslide

Welke soort vragen ga ik stellen?

  • Ja/Nee vragen 
  • Open vragen
  • Meerkeuze vragen 
  • Schaalvragen 

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld Ja/ Nee vraag
Weet u waar de aftekenlijsten van de medicatie liggen?

Ja 
Nee 



Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld open vraag
Waar liggen de aftekenlijsten voor de medicatie? 

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld meerkeuzevraag
Waar liggen de aftekenlijsten van de medicatie? 

A. In de medicatiekluis
B. Deze hangen in het kantoor
C. Deze zijn te vinden in het dossier van de zorgvrager


Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld schaalvraag
U weet waar de aftekenlijsten van de medicatie liggen
  • Helemaal mee eens 
  • Mee eens 
  • Neutraal 
  • Mee oneens 
  • Helemaal mee oneens 

Slide 31 - Tekstslide

Tips: 

- Stel neutrale vragen
- Duidelijke vraagstelling  
- Voorkom een dubbele ontkenning 
- Voorkom 'vage begrippen' = vaak, soms

- Laat een proefpersoon de vragenlijst invullen om te checken of jouw vragenlijst duidelijk is. 

Slide 32 - Tekstslide

Observatielijst 

  • Wat is het onderwerp? 
  • Wat is je doel? 
  • Wie is je doelgroep? 


Vervolgens: Maak observatievragen

Slide 33 - Tekstslide

Voorbeeld 

Slide 34 - Tekstslide

Bepaal vervolgens:
- In welke situaties je gaat observeren
Gedraagt iemand zich bijvoorbeeld anders is een groepssituatie dan alleen
- Tijd en data van de observatie 
- Aan de slag.

Slide 35 - Tekstslide

Kies registratiewijze uit

  • Beschrijvende observatie 
  • Observatieschema 

Slide 36 - Tekstslide

Beschrijvende observatie

Slide 37 - Tekstslide

Observatieschema 

Slide 38 - Tekstslide

Vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag 
  • Lees de casus
  • Formuleer het probleem
  • Maak a.d.h.v. dit probleem een vragenlijst om het probleem te verduidelijken.
  • Maak 10 vragen stel elke vraag op 2 verschillende manieren (ja/nee vraag, meerkeuze vraag, openvraag en schaalvraag)

Slide 40 - Tekstslide

Casus
Zorginstelling voor mensen met somatische problematiek. Er zijn 4 afdelingen binnen elke afdeling wonen 10 zorgvragers.
Er is een dagschema zodat je als verpleegkundige dagelijks weet waar je aan toe bent, je weet wat je wanneer hoort te doen. Natuurlijk gebeurd het wel eens dat er iets tussenkomt waardoor bepaalde taken niet gedaan zijn afspraak is dat het dan doorgeschoven wordt naar een dag later. Je merkt de laatste weken dat vaak zaken doorgeschoven staan maar je merkt ook dat sommige taken niet opgepakt zijn. De planning gebeurd bijna nooit meer zoals in het dagschema staat. Er zijn veel nieuwe collega’s sinds 3 maanden en dus ook veel verloop. Hierdoor is de kwaliteit van zorg achteruit gegaan. Zorgvragers klagen en familieleden dreigen al met officiële klachten in te dienen.
Je voelt de druk om het echt goed te doen steeds zwaarder op je schouders drukken….
Maak een vragenlijst voor je collega’s om erachter te komen wat maakt dat de kwaliteit van zorg achteruit is gegaan.

Slide 41 - Tekstslide

Nabespreken opdracht

Slide 42 - Tekstslide