In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Vrijdag 8 januari
- Herhaling module 4,5,6
- Bespreken opdrachten hoofdstuk 1
- Start hoofdstuk 2
- Huiswerk
Slide 1 - Tekstslide
Onvrijwillige risico's zijn risico's die niet te vermijden zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Een risicoavers persoon zoekt zoveel mogelijk risico's op.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de juiste formule voor het berekenen van het risico
A
Risico = verwachte schade x aanschafwaarde
B
Risico = huidige schade x schade
C
Risico = verwachte schade x schade
Slide 4 - Quizvraag
AOW is een voorbeeld van ruilen over de tijd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat is inflatie?
Slide 6 - Open vraag
Is inflatie gunstig of ongunstig voor spaarders?
A
Gunstig
B
Ongunstig
Slide 7 - Quizvraag
A
Huub als Johan verlinken
B
Huub als Johan verlinken niet
C
Huub verlinkt Johan niet
D
Johan verlinkt Huub niet
Slide 8 - Quizvraag
A
Constante waardenspel
B
Economiespel
C
Gevangenendilemma
Slide 9 - Quizvraag
Opdracht 9
Twee teams verdienen € 10.000, twee teams verliezen al hun geld. Het gemiddelde is dus € 20.000 / 4 = € 5.000.
Vanaf 50% spelen teams gemiddeld quitte (geen winst, geen verlies). Dus boven de 50% kans wint men gemiddeld door de finale in te stappen. Maar de teams kiezen pas vanaf 67% voor de finale. Dat is dus een heel voorzichtige strategie (= risicoavers).
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 11
0,5 × € 32 + 0,5 × € 20 – € 25 = € 1
€ 25 – € 20 = € 5
0,5
D = 0,5 × € 40 + 0,5 × € 12 – € 25 = € 1
E = € 25 – € 12 = € 13 F = 0,5 × € 13 = € 6,50
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 11
Hetzelfde, lager
Hetzelfde, grotere winst
Sjors, want hij mijdt het hogere risico van loterij II.
Slide 12 - Tekstslide
Welke verzekeringen ken je?
Slide 13 - Woordweb
Waarom zou je een verzekering afsluiten?
Slide 14 - Woordweb
Verzekeringen
Als je een verzekering afsluit betaal je premie aan de verzekeraar
De premie is de waarde van je risico, dus de verwachte schade x schade
Zal een risicoavers persoon zich wel of niet verzekeren? Waarom wel of waarom niet? Welke afwegingen maak je?
Slide 15 - Tekstslide
Verzekeraars
Heterogeen oligopolie of een monopolistische concurrentie, hangt van het soort verzekering af.
Verzekering is contract tussen verzekeringsnemer en de verzekeraar, dit noemen we een polis.
Totale opbrengst verzekeraar: premie x aantal verzekeringsnemers, dit is wat een verzekeraar in een jaar binnen krijgt.
Slide 16 - Tekstslide
Kosten en opbrengsten
Totale kosten: risico verzekeringsnemer x aantal verzekeringsnemers
Verzekeraars willen geen verlies maken dus premie zal minimaal zo hoog moeten zijn als het risico, maar er zijn ook andere kosten, dit zijn bijvoorbeeld huur, gas, water licht enz. dus vaak is premie hoger dan het risico
Slide 17 - Tekstslide
Maken opdracht 7 t/m 9
Slide 18 - Tekstslide
Problemen verzekeraars
Informatie asymmetrie, jij weet als verzekeraar niet hoe iemand met zijn/haar spullen omgaat hierdoor onstaat:
Averechtse selectie (alleen mensen met 'slechte' risico's verzekeren zich)
Moral hazard (moreel wangedrag) (Met opzet roekeloos gedragen)
Door informatie asymmetrie worden premies hoger!
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Oplossing informatie asymmetrie?
Slide 21 - Woordweb
Oplossingen informatie asymmetrie
Verminderen informatieachterstand (bijvoorbeeld informatie inwinnen van tandartsen)
Doorvoeren premiedifferentiatie (hoe meer risico hoe hoger de premie)