Lijdend voorwerp (2)

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Het lijdend voorwerp

Herhaling: wat is een lijdend voorwerp?

Herhaling: hoe kun je een lijdend voorwerp vinden?

Focus: de vraag maken om het lijdend voorwerp te vinden. 

Het lijdend voorwerp

Bart gooit vanachter het muurtje een sneeuwbal naar de vampier. 

Werkwoordelijk gezegde = gooit

Onderwerp =  Bart

Lijdend voorwerp = een sneeuwbal

Zinsdelen vinden

Lijdend voorwerp: wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

LV = wie of wat + wwg + o?

Voorbeeld

Hij maakt voor zijn broertje pannenkoeken. 

wwg = maakt

o = hij

LV = wie of wat + maakt + hij?

Antwoord = pannenkoeken

LV = pannenkoeken

Voorbeeld

Oma leest een boek voor aan haar kleinkinderen. 

wwg = leest voor (voorlezen)

o = oma

LV = wie of wat + leest + oma + voor?

Antwoord = een boek

LV = een boek

Wat is het wwg?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Wat is het o?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Welke vraag maak je voor het LV?

(Wie of wat + wwg + o?)

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Wat is het LV?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Wat is het wwg?

Hij vindt een voetbal .

Wat is het o?

Hij vindt een voetbal .

Welke vraag maak je voor het LV?
(Wie of wat + wwg + o?)

Hij vindt een voetbal .

Wat is het LV?

Hij vindt een voetbal .

Wat is het wwg?

Els gaat alle opdrachten maken.

Wat is het o?

Els gaat alle opdrachten maken.

Welke vraag maak je voor het LV?
(Wie of wat + wwg + o?)

Els gaat alle opdrachten maken.

Wat is het LV?

Els gaat alle opdrachten maken.